La Monnaie / De Munt LA MONNAIE / DE MUNT

Siegfried

Wie is wie?

Terug naar magazine
Erda
Erda is de oergodin van de aarde. Rustend aan de voet van de Wereldboom is ze in haar “alwetende slaap” vertrouwd met de geheimen van zowel het verleden als de toekomst. In Das Rheingold verschijnt ze als een mysterieuze dea ex machina om Wotan te waarschuwen voor de vloek van de ring: “Alles wat is – eindigt! Een duistere dag daagt voor de goden”. Geïntrigeerd zoekt Wotan haar nadien op en met “liefdestover” dwingt hij haar raad af. Uit hun verbintenis wordt Brünnhilde geboren, een van de negen Walkuren. Ook in Siegfried wil de oppergod, in de gedaante van ‘der Wanderer’, beroep doen op Erda’s profetieën. Een laatste keer roept hij haar op, maar de ‘Urwala’ is uitgepraat. Vermoeid en verward door wat ze van Wotan verneemt, zinkt ze weer in een diepe slaap, waaruit ze niet meer zal ontwaken.

‘Erda’ is het Oudhoogduitse woord voor ‘aarde’ en wordt geassocieerd met de noordse aardgodin Jörd. Wagner ontleende zijn stof voor dit personage onder meer aan de Edda-cyclus en aan Jacob Grimms Deutsche Mythologie.
Wotan / Der Wanderer
Ooit, toen de aarde nog in zijn oorspronkelijke staat rustte en vrij was van elke overheersing, offerde de god Wotan een van zijn ogen om aan de voet van de Wereld-es te kunnen drinken van de bron der wijsheid. Daarna brak hij een tak van de boom, maakte er een speer van en kerfde er in runenschrift de wetten in waarmee hij sindsdien regeert over de goden, de dwergen, de reuzen en de mensen. In Das Rheingold zag Wotan zijn almacht tegelijk geconsolideerd door de bouw van zijn burcht Walhalla en bedreigd door de creatie van de Ring. Die zelf proberen te verwerven, zou ingaan tegen zijn eigen wetten, en dus rekent Wotan op zijn nageslacht: hij verwekt negen Walkuren, waaronder Brünnhilde, en in de gedaante van Wälse brengt hij op aarde de tweeling Sieglinde en Siegmund voort, waarvan hij hoopt dat ze als vrije helden in staat zullen zijn om de draak Fafner te verslaan en zo de Ring terug te winnen. Dat plan loopt in Die Walküre falikant af: zijn echtgenote Fricka wijst hem woedend op de tegenstrijdigheden van zijn project en zijn plichten als oppergod. Met een genadeloze logica dwingt ze Wotan om de dood van zijn mensenkinderen te bevelen. Wanneer Brünnhilde hen ongehoorzaam bijstaat en hij dus bovendien ook van zijn lievelingsdochter moet afstand doen, verlangt hij nog maar één iets: het einde der goden… Dat die ‘Götterdämmerung’ nakende is, voorvoelt hij in Siegfried, als hij in de gedaante van een oude man (Der Wanderer) zijn onbevreesde, daadkrachtige kleinzoon aan het werk ziet. Onder de rots waar de slapende Brünnhilde wacht om door een onversaagde held te worden wakkergekust, komt hij oog in oog met Siegfried te staan. Een laatste, ultieme confrontatie...
Siegfried
Siegfried, het liefdeskind van Sieglinde en Siegmund, wordt na hun dood grootgebracht door Mime. Ze wonen in een grot, diep in het bos, waar de jongen graag rondzwerft tussen de vogels en de wilde dieren. Nadat hij het tragische lot van zijn ouders heeft vernomen, vraagt Siegfried Mime om Nothung, het gebroken zwaard van zijn vader, opnieuw aan elkaar te smeden. De Nibelung is daar niet toe in staat en dus besluit de ondertussen sterke, onbevreesde jongeman om het zelf te doen. Onder het voorwendsel dat hij moet leren wat angst is, neemt Mime hem vervolgens mee naar het hol van Fafner. Daar probeert Siegfried het lied van een woudvogel na te bootsen, waarmee hij per ongeluk de draak wakker maakt. Na een korte woordenwisseling volgt een gevecht waarin Fafner het onderspit delft. De woudvogel gidst hem verder op weg: op zijn aanraden grijpt Siegfried de Ring en de magische Tarnhelm, en onderneemt hij de tocht naar de rots van Brünnhilde. Daar wordt hij begroet door de Wanderer – Wotan in disguise – die hem de weg verspert, maar Siegfried bespot hem en breekt zijn speer met één slag van Nothung. Even vastberaden loopt hij door de vuurzee die Brünnhilde omringt, maar bij de aanblik van deze vrouw - de eerste die hij ooit heeft gezien - ervaart hij voor het eerst liefde én angst. Hij kust haar wakker uit haar magische slaap, en de twee verklaren elkaar plechtig hun liefde voor elkaar.

Siegfried is gebaseerd op de held Sigurd uit de Völsunga saga en de Thidrekssaga, maar ook op het hoofdpersonage uit het Sprookje van iemand die erop uittrok om te leren griezelen, een van de volksverhalen verzameld door de gebroeders Grimm.
Mime
De Nibelung Mime is een sluwe en behendige smid. Hij verlangt ernaar om de door zijn broer Alberich gesmede magische Ring te bezitten en zo almachtig te worden. Daarvoor rekent hij op Siegfried, de jongen die hij al van bij diens geboorte onder zijn hoede heeft en die op een dag in staat moet zijn om de draak Fafner te doden, de huidige meester van de Ring. Op een dag krijgt Mime bezoek van een oude man (Wotan in vermomming) die om zijn gastvrijheid vraagt. De dwerg daagt de vreemdeling uit tot een raadselspel, maar zelfs nadat hij overtroefd wordt, weigert hij de toegang tot zijn woning. Daarop voorspelt de onbekende dat Mime zal sterven door de hand van ‘degene die geen angst kent’. Mime herkent in deze beschrijving Siegfried en smeedt het plan om de jongen te vergiftigen zodra hij Fafner heeft verslagen. Dat opzet mislukt wanneer Siegfried na het drinken van drakenbloed in staat is om Mimes gedachten te lezen, en met één steek van Nothung Wotans profetie bewaarheidt.

Het personage van Mime komt voor in de Oudnoorse Thidrekssage, waar hij geen dwerg, maar een mens is.
Alberich
Spottend afgewezen door de Rijndochters, maakt de dwerg Alberich zich in Das Rheingold meester van hun schat, zweert de liefde af en smeedt uit het goud een ring die hem almachtig maakt. Wanneer Wotan en Loge hem die listig afhandig maken, spreekt hij er een vreselijke vloek over uit: wie de Ring bezit zal gekweld worden door zorgen, wie hem niet heeft, verteerd door afgunst! Dat laatste gaat zeker op voor Alberich: de hele tetralogie lang zal hij op alle mogelijke manieren proberen om het kleinood te heroveren.

Alberich betekent etymologisch ‘meester van de elfen’ en is synoniem aan het Franse ‘Auberon’ en het Engelse ‘Oberon’. Het personage duikt op in het Germaanse heldenepos Ortnit en in het Nibelungenlied.
Fafner
Fafner is een van de twee reuzen die in Das Rheingold het Walhalla voor de goden hebben opgetrokken, en daarvoor met het Nibelungengoud en de Ring werden verloond. Verblind door hebzucht sloeg Fafner daarop zijn zachtmoedige broer Fasolt dood en ging met de hele schat aan de haal. Die bewaakt hij nu hoog in de bergen, in de gedaante van een slangachtige draak. Geen overbodige afschrikking, want rond zijn hol Neidhöhle ligt meer dan één kaper op de loer...

Fafner is geïnspireerd op de dwerg Fáfnir uit de Germaanse Sigurd- legenden, die zich na de moord op zijn vader transformeert in een gigantische halfdraak om zijn vervloekte schat te bewaken. Wie zijn bloed drinkt, verkrijgt de magische gave om met dieren te praten en de gedachten van mensen lezen.
Brünnhilde
Brünnhilde, een van de negen Walkuren, is de dochter van Wotan en Erda. In Siegfried treffen we haar slapend aan op een hoge rots, omringd door een vuurzee. Haar vader heeft haar tot deze straf veroordeeld nadat ze hem in Die Walküre ongehoorzaam was geweest: tegen zijn wil had ze de verdoemde held Siegmund (vergeefs) bijgestaan in een duel op leven en dood en zijn zwangere geliefde Sieglinde nadien helpen vluchten. Als een wagneriaans Doornroosje wacht ze al jaren tot haar vaders vloek wordt verbroken, en een onbevreesde held door het vuur gaat om haar wakker te kussen.

Brynhildr is een van de beroemdste Walkuren uit de noordse mythologie en een centraal personage in de Sigurd-cyclus. In het Oudnoors betekent haar naam letterlijk ‘Hildr-met-het-ringpantser’. Dit personage zou zijn geïnspireerd op de Visigotische prinses Brunehilde (of Brunehaut), de vrouw van de Merovingische koning Sigebert I, berucht om haar moorddadige rivaliteit met koningin Fredegonde. De zoon van Fredegonde, Chlotharius, liet de koningin uiteindelijk folteren: ze werd met haar haren, een arm en een been vastgemaakt aan de staart van een wild paard.
Siegmund
Sieglinde