Bartóks muziek doet mij vibreren van binnen.
Christophe Coppens
- Leestijd
- 8 min.
Hertog Blauwbaards burcht & De wonderbaarlijke mandarijn zijn de twee belangrijkste theaterwerken uit het oeuvre van Béla Bartók. Beide werken brengen ons in twee totaal verschillende werelden: een mysterieus universum vol symboliek in Hertog Blauwbaards burcht, nadien gevolgd door het expressionisme en zelfs het geweld van De wonderbaarlijke mandarijn. Een gesprek met regisseur Christophe Coppens…
WIE IS CHRISTOPHE COPPENS?
Het succes van zijn eerste operaregie, Foxie! Het sluwe vosje van Janáček, zette de Munt ertoe aan om in juni 2018 het lot van Bartóks Hertog Blauwbaards burcht en De wonderbaarlijke mandarijn toe te vertrouwen aan dit enfant terrible van de mode dat zich ook met beeldende kunst en theater inlaat.
Na Foxie! (Leoš Janáčeks Sluwe vosje) is uw volgende productie nu een tweeluik van Béla Bartók. Van de ‘realistische sprookjeswereld’ van Janáček stapt u over naar het symbolisme van Blauwbaard en De wonderbaarlijke mandarijn. Is dit een logische stap voor u?
Foxie! is voor mij een heel rijke leerschool geweest. Los van het feit dat het mijn debuut was, was dit een moeilijke opgave. Hoe zeer ik ook van de muziek van Janáček hou, de volkse leefwereld en de specifieke toon, de manier van spreken en zingen lagen eigenlijk ver van mijn persoonlijke esthetiek. Hoewel ik mij helemaal thuis voel in het genre opera – waarin zoveel lagen, facetten en expressiemiddelen samenkomen – was het toch een constante evenwichtsoefening om dit werk vorm te geven. De beide werken van Bartók sluiten eigenlijk dichter aan bij mijn persoonlijke leefwereld en bij mijn werk. Bartóks muziek doet mij vibreren van binnen, maar ook het verhaal raakt mij heel diep omdat het zo gevoelsmatig en helder is. Het canvas is hier net nog iets blanker om dingen bij te bedenken dan bij de wereld van Foxie!. In hun abstractie en expressionisme vormen deze beide werken van Bartók een groot contrast met de wereld van Janáček. Janáčeks sprookjeswereld wou ik heel graag realistischer en rauwer brengen dan de componist oorspronkelijk bedoeld had, maar bij Bartók wil ik dat niet doen. In Foxie! heb ik ook geleerd om met grote massa's om te gaan, waarbij de acteursregie erin bestond om alles zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Daarna lijkt deze Bartók-diptiek mij nu haast een miniatuur: hier ligt de focus op de interactie tussen de personages, terwijl ik elke zucht, elke beweging vorm kan geven, tot het positioneren van de handen toe.
“Bartóks muziek doet mij vibreren van binnen, maar ook het verhaal raakt mij heel diep omdat het zo gevoelsmatig en helder is.”
Toch zijn de beide werken binnen deze Bartók-diptiek ook onderling erg verschillend. Blauwbaard is een opera, De wonderbaarlijke mandarijn is een ballet- pantomine. Hoe gaat u om met die verschillende genres?
Beide Bartók-werken zijn inderdaad erg verschillend! Voor de pauze zal de voorstelling heel uitgepuurd, bedachtzaam, ingehouden en sluimerend zijn, terwijl na de pauze de hel, losbreekt. Blauwbaard is voor mij haast een abstract schilderij dat tot leven komt, zonder begin noch einde, met twee stemmen en twee personages die rond elkaar draaien maar elkaar nooit aanraken, heel onderkoeld en ingehouden. Alles wordt één, met Blauwbaard als kern. Als het hart van het kasteel zit hij in het midden van het decor, terwijl Judit daar rondcirkelt en toegang vraagt tot zijn hart. In De wonderbaarlijke mandarijn wordt het dan echt een feest in de sfeer van Jeroen Bosch’ Tuin der Lusten. Het is een grote muzikale explosie op een verhaal dat redelijk dun is: elke seconde geeft de muziek een andere wending of kronkel. Ik twijfelde er even aan om voor dit werk met een choreograaf te werken. Maar het is voor mij, zoals de ondertitel zegt, veel meer een ‘pantomine grotesque’ dan wel een ballet. Het gaat over momenten die zeer duidelijk ostentatief zijn – zonder karikaturaal te worden. In die zin leunt het wel aan met bepaalde scènes van Foxie! waar heel veel tegelijk gebeurde op scène. Ik hou ervan dat je zelf bepaalt waarnaar je op scène kijkt en welke verhaallijn je volgt, net zoals in het echte, alledaagse leven. Ik speel graag met het gegeven “leesbaarheid” en het gevoel dat je iets mist omdat er meer gebeurt dan je in één keer kan waarnemen, maar je moet natuurlijk ook het verhaal kunnen volgen. De wonderbaarlijke mandarijn zal als een wervelwind zijn van dingen die gelijktijdig gebeuren: terwijl op een plek de verleiding aan de gang is, zullen elders andere personages hun eigen verhaal voortzetten. Vergelijk het met Hitchcocks Rear Window, alsof je met een verrekijker binnenkijkt in verschillende omgevingen waardoor er een wirwar van actiemomenten en emoties ontstaat.
In de ballet-pantomime De wonderbaarlijke mandarijn is er wel een scenario maar is men niet gebonden aan een gezongen tekst en aan een libretto. Geeft dit meer vrijheid om het verhaal te vertellen?
De erfgenamen en uitgever van Bartók waken er vrij streng over dat alles volgens het boekje verloopt. Wij hebben het recht niet om hieraan veel te veranderen. De grote verhaallijn blijft dus zeker dezelfde, maar die is zo ruim dat ze toch ook ruimte laat voor interpretatie, voor dichterlijke vrijheden en aanpassingen aan onze huidige maatschappij.
De wonderbaarlijke mandarijn was een schandaal bij de creatie. In hoeverre is dit nu nog zo? Zit er voor u nog steeds een vorm van explosiviteit in dit werk?
Het speelt zich af in een wereld van verdorvenheid. Men weze dus gewaarschuwd! (lacht) Nee, ik hou niet van ‘choqueren om te choqueren’, of ‘seks om seks’. Het wordt allemaal wat omfloerster, of vreemder. Ik wil liever tot de verbeelding spreken met acties die je niet onmiddellijk kan thuisbrengen. Dat lijkt me interessanter dan in de opera dingen te tonen die je toch veel realistischer op het internet kan zien. Daar dient opera volgens mij niet voor. En uiteraard zijn onze normen ondertussen ook wel wat verschoven: de verhaallijn confronteert ons met waarden uit het begin van de 20ste eeuw, en die liggen voor ons nu ongetwijfeld ietsje anders. Wat ik wel al kan verklappen, is dat het een heel surrealistische voorstelling zal worden, met een zekere vorm van humor en lichtheid, waarbij de muziek natuurlijk wel heel explosief materiaal blijft.
Waarop zult u de klemtoon leggen?
Ik wil hier opnieuw mijn waardering voor de positie van de vrouw tonen. Net als in Foxie! is hier de vrouw in eerste instantie slachtoffer, in dit geval van een pooier. Ik zal er andere karakters van maken, en van één vrouw maak ik er drie... en samen zijn ze één. Ik toon deze vrouwen in eerste instantie ook van uit het oogpunt van de man, wat geen mooi begin is, tot de machtsposities verschuiven. De verhoudingen tussen de personages zullen een andere duiding krijgen. De vrouwen zijn voor mij het sterkere geslacht, terwijl het personage van de Mandarijn bijna esoterisch is, eigenlijk niet echt bestaat, maar meer een ‘state of mind’ van de andere personages is. Hij is tegelijk oorzaak, probleem en oplossing.
Hoe zie je die man-vrouw-verhouding in Blauwbaard? Is Blauwbaard niet het prototype van de man die niemand in zijn ziel wil laten kijken, die zich afschermt?
Judit wil Blauwbaard beter leren kennen, ze gooit deur na deur open in zijn ziel, maar het valt hem niet gemakkelijk om zich bloot te geven. Hij laat haar wel binnen en laat haar toe tot waar ze zelf wil gaan. Het is haar keuze om steeds verder te gaan en hij is niet in staat om haar te stoppen. Gaat ze te ver? Dat wil ik aan de verbeelding overlaten. Voor mij speelt dit zich af op een abstracter niveau. Ik wil beide personages van elkaar afzonderen, ze zullen elkaar niet aanraken. Het gaat er niet om dat hij niet wil of niet kan: hij is van het begin onder de indruk van haar komst, stelt zich kwetsbaar op en toont uiteindelijk ook zijn gevoelens terwijl zij in zijn ziel blijft peuteren. Alles is hier heel passioneel. Misschien heeft hij haar wel nooit gezien? Daarom wil ik het op een niveau plaatsen dat alles heel abstract wordt, dat het bijna niet over hen gaat...
Met deze problematiek van de menselijke relaties is dit tweeluik nu ongetwijfeld actueler dan ooit? De thema's zijn heel menselijk, maar zijn ze zo actueel of zijn ze van alle tijden?
Het moeilijke communiceren zit er duidelijk in, het naast elkaar praten, het niet in staat zijn tot echte menselijke contacten, maar daarnaast is er ook het archetype van de onderkoelde man die zijn emoties opkropt. Dit zijn menselijke thema's van alle tijden, maar ze worden er heden ten dage niet makkelijker op met alle digitale contacten.