Thomas Hampson
#Mirrorselfie
- Leestijd
- 7 min.
Een geweldig verhaal is niets zonder geweldige bad guy. In Fanny and Alexander neemt die de onvergetelijke gedaante aan van bisschop Edvard Vergérus, de autoritaire stiefvader van de kinderen. Niemand minder dan Thomas Hampson, de meest gevierde Amerikaanse bariton van deze eeuw, creëert de rol bij zijn operadebuut in de Munt. Het moment om samen met hem stil te staan bij zijn carrière, zijn geloof, en het cruciale belang van goeie schoenen.
We schrijven 4 november 2024, iets voor vier uur ’s middags. Wat gaat er op dit moment om in Thomas Hampson?
Het is mijn vrije dag, mijn gezondheid laat niets te wensen over, ik geniet van wat we hier in Brussel aan het creëren zijn en mentaal voel ik me heel georganiseerd. Alles zit goed.
De voorbije dagen werd je kostuum en je look voor deze voorstelling gefinetuned. Hoe verliep de kennismaking met je nieuwe persona?
Alle kostuums in deze productie zijn modern, met een classy touch. Voor de bisschop voelt dat juist aan; zijn strengheid heeft onmiskenbaar ook een zekere elegantie. Eigenlijk ziet mijn kostuum eruit als iets wat ik ook gewoon zelf zou kunnen dragen, en het zit bovendien erg gemakkelijk. Dat is belangrijk, net zoals bij de schoenen.
Waarom precies?
Bij een voorstelling sta je soms twee of drie uur op het podium, terwijl elke vezel van je lichaam onder hoogspanning staat. Dan moet alles juist zitten, zeker datgene waarmee je “aardt”. Ik sta erop om tijdens elke repetitie uitsluitend de schoenen te dragen die ik uiteindelijk ook scène zal aantrekken. Ik heb dat gevoel nodig.
Waar denk je aan als je jezelf in de spiegel ziet vlak voor een optreden?
De spiegel is een tool om mezelf een fysieke geloofwaardigheid aan te meten in mijn rol. Voor een liedrecital ga ik er gewoon kort voor staan om er zeker van te zijn dat ik presentabel ben op het podium (lacht). Dan wil ik er vooral de beste versie van mezelf in herkennen. Voor een operavoorstelling ligt dat anders. Dan kom ik altijd ruim op voorhand naar mijn loge, en gebruik ik de spiegel om me te concentreren op wie ik drie uur lang zal worden. Ik moet me in mijn nieuwe taal hullen en mag geen andere gedachten toelaten. Dat kan soms verdomd moeilijk zijn als er bijvoorbeeld problemen zijn binnen je familie. Dan moet je, hoe hard dat ook mag klinken, die deur dichtslaan en aan de slag gaan. Mijn theaterdiscipline is als een cocon.
Soms moet je een bepaald deel van je verbeelding aanboren dat je beangstigt, juist omdat je het kunt oproepen.
Er zijn interessante verbanden tussen de bisschop en je eigen leven. Als ik me niet vergis, was de kerk je eerste podium.
Muziek is al mijn hele leven belangrijk geweest. Mijn moeder speelde op het gehoor piano en orgel. Sommige van mijn prilste muzikale herinneringen voeren me terug naar de tijd dat ik met mijn speelgoed in de weer was terwijl ze voor de eucharistieviering oefende. Mijn twee oudere zussen zongen, ikzelf studeerde piano, speelde tuba, kornet en drums, en we hadden een prachtige stereo-installatie waaruit de muziek van Peter Nero en Gershwin opklonk… Altijd was er muziek en het idee om als gemeenschap te musiceren was dus heel natuurlijk voor mij.
Je bent dus ook gelovig opgevoed?
Ik ben opgevoed als zevendedagsadventist, een fundamentalistische evangelische godsdienst met heel strenge, maar ook zeer liberale kanten. Bij ons thuis heerste altijd die openheid, maar ik ging naar een zeer strenge school. In feite is dit ook een van de redenen waarom ik graag de bisschop wilde spelen. Ik ken dit soort mensen en hun schijnheilige zelfingenomenheid.
Wanneer wist je dat je een zangcarrière wilde uitbouwen?
Dat was heel laat. Op mijn achttiende ontmoette ik een geweldige zanglerares die school had gelopen bij Lotte Lehmann en William Vennard. Ze vroeg me wat ik wilde worden. Ik speelde met het idee om politieke wetenschappen te studeren. Ze zei: “Heel goed. Je bent pienter, maar ik bespeur toch ook een kunstzinnige geest in je en het zou zonde zijn mocht je die onderdrukken. Misschien wil je erover praten. Waarom kom je niet eens een theetje drinken?” Dat gesprek heeft me de ogen geopend. Zij, een katholieke non, heeft het leven van deze protestantse jongen veranderd en hem wegwijs gemaakt in de geesteswetenschappen. Ze gaf me stemlessen, maar liet me ook poëzie, literatuur, en muziekfilosofie studeren, aan de hand van Schubert, Schumann, Fauré. Ik was er helemaal weg van. Ze verschafte me inzicht in poëzie, hoe die in een paar minuten het relaas van een heel leven kon bevatten, een nieuwe invalshoek kon brengen, en hoe ze componisten kon inspireren om dat relaas emotioneel te verheffen via muziek. Ze heeft ervoor gezorgd dat mijn stem me heeft ontdekt.
Ik wilde er nooit een carrière van maken totdat ik er al volop in zat. Ik heb mijn eerste rol op mijn negentiende in Seattle gezongen: de vader in Hänsel und Gretel van Humperdinck. Ik heb er ook Falstaff van Verdi bijgewoond onder leiding van Sir Garrett Evans. Een openbaring. Ik besloot mijn bachelor in de kunsten te behalen, in vergelijkende pedagogie en trok daarna op mijn drieëntwintigste naar de Music Academy of the West en Los Angeles, waar ik enkele concoursen heb gewonnen. In 1981 ben ik bij de Deutsche Oper am Rhein aan de slag gegaan. En toen is mijn ware ambitie en passie voor het podium geboren.
Je hebt sindsdien meer dan tachtig rollen gezongen. Waarin verschilt deze van de vorige?
Ik ben nogal kieskeurig geworden in wat ik zing. Als de zanglijn bijvoorbeeld te abstract is, raak ik de emotionele impuls kwijt. Toch heb ik vooral de laatste vijftien jaar veel ‘moderne muziek’ gedaan, geprikkeld door een nieuwe golf avant-gardecomponisten die westerse klassieke muzikale middelen veel meer verweeft met electro. Mikael Karlsson is een van hen. Zijn muzikale taal is prachtig en meeslepend, maar moeilijk om van buiten te leren. De ritmische structuur is aanwezig, maar in dimensies die behoorlijk complex zijn. We worden daarom al van bij de eerste repetities ondergedompeld in deze klankvelden.
De bisschop in Ingmar Bergmans Fanny en Alexander is een van de donkerste vaderfiguren uit de cinema. Hoe sta je tegenover die kant van je personage? En hoe wapen je je, als vader, tegen de man die je straks moet vertolken?
Dat is een heel goede vraag. Eerst en vooral: wat zich op het podium afspeelt, blijft op het podium. Je moet eerst werkelijk weten wie jij bent, en bij wie je kunt thuiskomen. Dat is het mooie en bevoorrechte aan een sterke familie. Zij die in om het even welk kader menselijke emoties creëren, moeten die privésfeer afschermen. Als vader van vier en grootvader van vijf heb ik dat altijd gedaan
Zo is de scène die we de afgelopen dagen hebben gerepeteerd bijzonder moeilijk, gewelddadig en onaangenaam. Maar dat is net een van de redenen waarom ik de bisschop wilde spelen. Ik ben opgegroeid in een dogmatisch godsdienstig kader, in mijn geval gelukkig zonder lijfstraffen. Toch is zo’n kader vaak een masker voor vreselijk losgeslagen mensen die perverse dingen doen. Dat kunnen eenvoudige dingen zijn, zoals het moment in de partituur waarop de bisschop zegt “laten we elkaar bij de hand nemen”, maar waarbij je weet dat hij net iets te hard in Alexanders hand knijpt. Het is die dubbelzinnige, schijnheilige godsdienstigheid en fundamentalistische inslag waarvoor ik als volwassene geen greintje geduld kan opbrengen. Fundamentalisten van om het welke godsdienst bieden naar mijn mening en ervaring een volledig verkeerd antwoord op de dingen in het leven. De bisschop belichaamt net die façade waar een heel donker aspect van de menselijke aard achter schuilt. Ik weet hoe ik hem moet vertolken, ik ken die glimlach op zijn gezicht, nauwelijks te onderscheiden van een grijns. Is het dus mogelijk om personages op het podium neer te zetten die niets met jou gemeen hebben? Ja. Moet je een bepaald deel van je verbeelding aanboren dat je misschien zou kunnen beangstigen, juist omdat je het kunt oproepen? Ja. Maar laat ik toe dat ik mezelf effectief angst aanjaag? Nee.
Binnenkort geef je tijdens een open masterclass ook je ervaring door aan enkele jonge zangers van de MM Academy. Hoe kan je hen in zo’n korte ontmoeting toch iets waardevols bijbrengen?
Laat net dat een van de dingen zijn waaruit je kunt afleiden of je een goede leraar bent of niet: hoe snel kun jij hen helpen op het niveau dat ze al bereikt hebben, zodat ze zich niet hoeven aan te passen aan jou? Ik denk niet dat mijn manier de enige juiste is, maar ik hanteer een vaste werkwijze. En ik weet wat belangrijk is, fysiek en organisch. Als de zanger vertrouwen in je heeft en je zijn ‘taal’ spreekt, zul je versteld staan hoe snel je hem kunt helpen om meer in zijn centrum te raken, om zich in gedachten werkelijk te concentreren op wat hij zingt en niet alleen op hoe hij zingt. Dat te mogen meemaken, dat eureka-moment op het gezicht van een collega te zien, is fantastisch. Uit mijn breedsprakigheid kun je wel afleiden dat ik me moet inhouden om hen niet met informatie te overstelpen (lacht). Ze zouden te verlamd raken om zelfs maar een geluid uit te brengen. Ik probeer dus snel en in lagen te werken. Ik hou van dat proces en ik wil niet verwaand overkomen, maar volgens mij ben ik er best wel goed in. Het is een prachtige verantwoordelijkheid om door te geven wat je hebt geleerd – met hetzelfde geduld en dezelfde koppigheid als je eigen leraren destijds.
Het punt is dat je je eigen mythologie kunt bepalen. En mijn muzikale leven maakt ongetwijfeld deel uit van die mythologie, net als mijn geloof in een oecumenische, rationele, tolerante samenleving.
Ben je zelf een spirituele persoon? En heeft je geloof, of het gebrek daaraan, invloed op je zingen?
Ik wil niet newageachtig klinken, met iets als “Ik ben niet religieus, maar wel heel spiritueel”, en toch is dat ergens mijn antwoord. Ik ben geen voorstander van een specifieke term. Naarmate ik ouder word, sta ik – misschien ten onrechte – wantrouwiger tegenover maatschappelijke organisaties die zich rond godsdienstige dogma’s profileren. Ik heb Herinneringen, dromen, gedachten van Carl Gustav Jung op heel jonge leeftijd gelezen. Dat boek heeft me heel diep geraakt. Ook de Amerikaanse antropoloog Joseph Campbell met zijn werk The Masks of God heeft indruk op me gemaakt. In zijn boek gaat hij ervan uit dat alle culturen een pad volgen om goddelijkheid te definiëren. En het maakte me duidelijk dat we allemaal ons persoonlijke masker van God op hebben. Het punt is dat je je eigen mythologie kunt bepalen. Dat is precies de wereld waarin ik leef. En mijn muzikale leven maakt ongetwijfeld deel uit van die mythologie, net als mijn geloof in een oecumenische, rationele, tolerante samenleving. Voor mij is die vorm van spiritualiteit vandaag de dag noodzakelijker dan ooit. Het is een heel persoonlijke zoektocht. Maar ik denk dat de wereld van de geesteswetenschappen daar een heel grote rol in speelt. Dichters en componisten zijn essentieel als gids voor de jongere generaties.