“Innovatieve technologie is een fascinerend aspect van ons werk”
Lucie Tiriau, Diensthoofd geluid & audiovisuals
- Leestijd
- 6 min.
Vijftien meter boven het podium ontdek ik samen met Lucie Tiriau de toneelzolders, waar ik kennis maak met nóg een nieuwe dimensie van de operawereld. Ze neemt me mee naar haar kantoor op de bovenste verdieping van de Munt en vertelt me er alles over haar loopbaan, haar werk en haar passie voor opera.
Hoe ziet de day-to-day van een Diensthoofd Geluid & Audiovisuals eruit?
Mijn belangrijkste taak is het aansturen van een team van tien tot vijftien mensen, afhankelijk van de productie. Ik zorg ervoor dat het team draait zoals het hoort en dat iedereen zich goed voelt, zowel tijdens het werk van alledag als ook binnen zijn of haar traject in de Munt op de lange termijn.
Een ander belangrijk facet van mijn job is de voorbereiding van de producties. Ik ben al vanaf het vroegste stadium betrokken bij alles wat te maken heeft met video en geluid. Aangezien dat laatste verband houdt met zowel muziek als enscenering, nemen wij technische beslissingen en adviseren we ook de regisseur, de videokunstenaar, de geluidstechnicus, de dirigent en soms zelfs de componist. Na die voorbereidende fase draag ik de verantwoordelijkheid over aan mijn naaste collega’s, die instaan voor de geluidsregie. Zij geven een concrete invulling aan alles wat is voorbereid tijdens de repetities en de productie, en zorgen voor de dagelijkse opvolging.
“Ik geloof dat dit huis een soort unieke ziel heeft. Als ik hier binnenloop, voel ik me meteen thuis.”
Wou je altijd al in de operawereld werken?
Ja! Ik heb klassieke geluidsopnamen gestudeerd, in Frankrijk. Het was altijd mijn ambitie om in de klassieke muziek actief te zijn, met een uitgesproken voorkeur voor opera. Ik heb mijn geboortestreek Bretagne verlaten om stage te lopen bij de Opéra de Paris, maar zag het niet zitten om me daar definitief te vestigen. Parijs is een fantastische stad voor toeristen, maar er voor langere tijd wonen heeft toch verregaande gevolgen.
Daarna heb ik overwogen om in kleinere operahuizen te gaan werken, maar dat leek me niet zo interessant. Omdat ik jong was en graag wilde reizen, besloot ik mijn geluk te beproeven in Brussel. In 2008 solliciteerde ik voor een zes maanden durende afstudeerstage. Mijn wens om in de opera te beginnen werken werd werkelijkheid bij de productie van Médée, in een regie van Krzysztof Warlikowski. Mijn allereerste taak was het plaatsen van HF-microfoons aan de riem en in de pruiken van de zangers.
Welke ervaring had je voordat je bij de Munt kwam werken?
Ik had eerder al stages gelopen bij het Conservatoire de Paris, bij Musiq3 en bij freelance ingenieurs. Tijdens zomervakanties werkte ik in culturele centra. Maar de Munt was dus eigenlijk mijn eerste echte professionele ervaring.
Wat is de grootste uitdaging waarmee je bent geconfronteerd als Diensthoofd Geluid en Video?
Ik ben vijf jaar diensthoofd en waar we nu voor staan is zeker de grootste uitdaging die ik al heb aangenomen. De laatste producties en projecten die de algemeen directeur voor zijn mandaat gepland heeft zijn groots en complex, en we willen ze goed afhandelen om onze toezeggingen aan alle artistieke teams na te komen. Gezien de intense en onregelmatige werktijden, moet ik waken over het welzijn van mijn team, en tegelijk moeten we ervoor zorgen dat de projecten op een professionele en hoogkwalitatieve manier worden gerealiseerd. Flexibiliteit is dan van cruciaal belang: je moet in bepaalde periodes intensief werken, en je vervolgens aanpassen aan twee of drie weken van rust. Die manier van werken heeft gevolgen voor je work-life balans.
Dit jaar hadden twee van mijn teamleden af te rekenen met serieuze professionele problemen, wat mij de gelegenheid gaf om een vernieuwende aanpak in te voeren, met teamrotatie en het creëren van duo’s. Het doel van dergelijke initiatieven is om de werkdruk te verlagen en mijn teams wat welverdiende rust te gunnen.
Wat is je favoriete opera?
Misschien wel een opera die nog niet bestaat. In december brengen we Fanny and Alexander, een wereldpremière van Mikael Karlsson. We zijn momenteel volop bezig aan dit uitzonderlijke project en ik kijk er echt naar uit om het tot een goed einde te zien komen. Ken je dat gevoel van opwinding, zoals wanneer je bijna op reis vertrekt?
Ik heb recent het geluk gehad om een andere opera van de componist te zien in Stockholm, Melancholia. Het was een van de mooiste die ik de voorbije tien of twaalf jaar heb gezien. Een ongelooflijk rijke en overweldigende ervaring. Fanny and Alexander zou dus effectief wel eens mijn favoriete opera kunnen worden!
Hoe ondersteunen jullie de creatie van nieuwe werken?
Voor ons hangt veel samen met technologische ontwikkelingen. We streven ernaar om, op een duurzame manier, vooruitgang te boeken op dat vlak. Soms worden we daar door de omstandigheden ook toe verplicht. Tijdens de pandemie moesten we bijvoorbeeld een productie realiseren met een orkest in de ene ruimte en een koor in een andere, zonder tussentijd, zodat iedereen synchroon kon zingen.
Maar eigenlijk moeten we altijd een beetje vooruitlopen op de mogelijke eisen van componisten en regisseurs en over een breed gamma kant-en-klare oplossingen beschikken. Zelfs als we niet alle bestaande apparatuur kunnen kopen, is het van groot belang om die op zijn minst getest te hebben, om de effectiviteit ervan te controleren. Die anticipatie en tests vormen een bijzonder interessant onderdeel van ons werk.
“We streven ernaar om op een duurzame manier technologisch te innoveren.”
Wat vind je zo leuk aan werken bij de Munt?
Het klinkt misschien een beetje naïef, maar ik geloof dat dit huis een soort unieke ziel heeft. Als ik hier binnenloop, voel ik me meteen thuis. We brengen hier als team ook veel tijd door, waardoor de plek vanzelf een beetje magisch aanvoelt. Als je hier ‘s ochtends om 9 uur aankomt nadat je de avond ervoor tot 23 uur bent gebleven, blijf je ook ergens in die aura. Het is een cocon, met een tweede familie. Misschien verklaart dat wel waarom mensen hier lange carrières uitbouwen, en waarom artiesten het leuk vinden om in de Munt te komen werken.
Is er een productie die je bijzonder is bijgebleven?
Ik heb heel goede herinneringen aan de eerste ervaringen, Médée bijvoorbeeld. Tijdens de wachttijd tussen het bevestigen van de microfoons door verstopte ik me backstage in een hoekje van waaruit ik Medea op het podium aan het werk kon zien, op slechts vijf meter van haar. Ik koesterde de vrolijke naïviteit van iemand die een wereld verkent die ze tot dan alleen maar vanop afstand had gekend. Vanuit de zaal zelf werd het een heel andere ontdekking: de kostuums van dichtbij zien, de decors voelen, alles werd tastbaar. Het zijn bijzondere herinneringen.
Daarna heb ik erg genoten van György Ligeti’s Le Grand Macabre, in de enscenering door La Fura dels Baus in 2009. Een zeer creatieve en esthetisch mooie productie, vol humor en een decor bestaande uit een gigantisch, ronddraaiend vrouwenlichaam. Met ironieloze regie-instructies als “Kijk uit voor de kont” en “Draaien aan de kont: go!” was de sfeer tijdens de repetities uitgelaten. De vrouwenpop kon ook haar ogen openen en kwam dankzij de videoprojecties tot leven. Het was echt mooi, creatief en grappig.
Hoe voel je je als vrouw in je huidige positie?
Op school zat ik in een overwegend mannelijke omgeving, met slechts drie meisjes in een klas van 24 leerlingen. Dat was niet verwonderlijk: geluidstechniek is nu eenmaal een heel erg mannelijk wereldje. Hier bij de Munt begon ik met werk dat traditioneel aan vrouwen wordt toevertrouwd: microfoons op de zangers plaatsen. Dat is nu eenmaal makkelijker voor vrouwen omdat zij in de kleedkamers kunnen komen zonder te storen. Als een man dat doet, kan dat soms ietwat ongemakkelijker liggen. Maar vervolgens kreeg ik korte contracten, werd ik technicus, en daarna productieverantwoordelijke.
Als vrouw vond ik die rol aanvankelijk niet eenvoudig. Je moet de verschillende aspecten van geluid en video coördineren met afdelingen als de machinerie, belichting en rekwisieten, en – zeker als je jong bent – is het soms moeilijk om je stem te laten horen. Ik heb vaak opmerkingen gehoord als “Werk je in de make-up?” – vooroordelen die niet eens slecht bedoeld waren, maar wel veelzeggend. Bovendien spreek ik van nature zacht, terwijl bv. de machinisten luid praten, wat communiceren lastig maakte.
Toen ik afdelingshoofd werd, kwam er een andere dynamiek. Ik geef leiding aan een team en ik heb een vertrouwensband weten op te bouwen. Mijn directe leidinggevende, ook een vrouw, heeft me erg gesteund, waardoor ik makkelijker mijn stem kon laten horen. Mijn vastberadenheid heeft me geholpen en ik had nooit het gevoel dat ik harder moest vechten dan anderen. Door te doen wat ik graag doe, heb ik mijn weg kunnen vinden zonder dat ik er een prijs voor hoefde te betalen.
Vertaling: Jeroen De Keyser