De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

De taal van het diepste verlangen

Inge Spinette over ‘Phänomen’ en ‘Transfiguration’

Inge Spinette
Leestijd
4 min.

Alles endet, was entstehet… Na een lange, glansrijke carrière als liedbegeleidster en repetitor neemt Inge Spinette binnenkort afscheid van de Munt. Ze kreeg carte blanche om met zangers die haar na aan het hart liggen twee liedprogramma’s vol coups de cœur samen te stellen. Een korte toelichting.

Inleiding

In Siegfried onthult Richard Wagner de held van zijn Ring. Opgroeiend in het woud hoort de jonge Siegfried de lokroep van de Woudvogel, wiens taal hij leert spreken. Het is de taal van het diepste verlangen, van het natuurlijke instinct van de mens. Geleid door de Woudvogel trotseert Siegfried het ene na het andere obstakel, tot hij uiteindelijk zijn bestemming bereikt: een rots waarop een menselijke gedaante rust, omringd door een magische vuurkring. De schok die door Siegfrieds lijf gaat wanneer hij voor het eerst een vrouw aanschouwt, doet hem de (voor hem nieuwe) gevoelens van liefde en angst ervaren. De transformerende kracht van de liefde en de verborgen boodschap van de natuur, twee thema’s die alomtegenwoordig zijn in het oeuvre van Richard Wagner, inspireerden pianist Inge Spinette tot twee afzonderlijke en toch innig met elkaar verweven liedavonden. In Phänomen bewegen sopraan Liv Redpath en bariton Samuel Hasselhorn om elkaar heen als twee tot elkaar aangetrokken hemellichamen, terwijl sopraan Masabane Cecilia Rangwanasha en bas Franz-Josef Selig in Transfiguration de onmogelijke versmelting van twee zielen proberen te benaderen.

Phänomen

Inge Spinette: “Phänomen volgt als het ware een lusvorm die begint bij de mysterieuze poëzie van Eduard Mörike, getoonzet door Hugo Wolf. Net als Wagner schept Mörike een van betekenis doordrongen kosmos waarin vogels en planten tot ons spreken en waarin de liefde tussen twee zielen het aardse overstijgt. In die betover(en)de natuur ontwaken de geliefden bij het zingen van de Woudvogel. Maar liefde heeft ook een wereldse, menselijke kant: een van aantrekking en afstoting, van adoratie en haat. Die gevoelens worden met veel humor en fijnzinnigheid belicht in de naar het Duits vertaalde Toscaanse volkspoëzie van Wolfs Italienisches Liederbuch. Tomeloze adoratie en verlangen naar (en daardoor ook de ondraaglijke afwezigheid van) de geliefde vinden we ook terug in de liederen van Robert Schumann, bijvoorbeeld in diens “Schöne Wiege meiner Leiden”. Wolfs lied “Grenzen der Menschheit”, op tekst van Johann Wolfgang von Goethe, beschouwt de mens als een piepklein radertje in een groter, kosmisch geheel. “Phänomen”, eveneens van Goethe, belicht het overstijgende, bovenaardse karakter van de liefde. En zo is de cirkel rond. Laten we dus luisteren naar de boodschap van de natuur, waarvan we allen deel uitmaken.”

Transfiguration

Inge Spinette: “Gedreven door de hevige verliefdheid die hij voor Mathilde Wesendonck voelde, zette Richard Wagner vijf van haar gedichten op muziek; ze werden later bekend als de Wesendonck-Lieder. Deze liederen – die Wagner tegelijk als een voorstudie beschouwde voor Tristan und Isolde – vormen een bijzondere symbiose van tekst en muziek waaruit gevoelens van verlangen en onmacht spreken, gedreven door de onmogelijkheid om volledig in de ander op te gaan. Die rode draad verbindt ook de liederen van Richard Strauss, waarin de afgrond gaapt aan de voeten van de eenzame geliefde en waarin de protagonist de ultieme hereniging nastreeft door weer op te gaan in de allesomvattende natuur. Hugo Wolfs Michelangelo-Lieder drukken met hun opvallende chromatiek op een haast wagneriaanse manier de adoratie voor het vrouwelijke uit. In het voetspoor van ‘das ewig Weibliche’ verschijnt het ideaalbeeld van de vrouw als onbereikbare, zielverheffende ‘Erlöserin’ (verlosser). Tegelijk blijft de vrouw voor deze negentiende-eeuwse kunstenaars een kostbare roos – prachtig, maar met verraderlijke doornen. De thema’s uit Michelangelo’s renaissancepoëzie doen denken aan de gedichten uit het eerste recital Phänomen, zoals de grenzen van het menselijke in “Alles endet, was entstehet”, of de kosmische, mystieke sfeer van “Fühlt meine Seele das ersehnte Licht”. Franz Liszt componeerde zijn Liebestraüme aanvankelijk als drie liederen die verschillende schakeringen van de liefde belichten. Het laatste van deze liederen is getoonzet op een gedicht van Ferdinand Freiligrath. Later liet Liszt alle woorden achterwege om in zijn derde nocturne louter met muziek de onvoorwaardelijke Liefde te bezingen.”

Redactie: Lalina Goddard