In het spoor van Les XX en La Libre Esthétique
Aflevering 1: Inleiding
- Leestijd
- 4 min.
Wie rond 1900 op de hoogte wilde blijven van muzikale nieuwigheden, deed er goed aan om de activiteitenkalender van de Brusselse kunstenaarsgroep Les XX (Les Vingt, 1883-1893) en haar opvolger La Libre Esthétique (1893-1914) in de gaten te houden. De concerten tijdens de jaarlijkse tentoonstellingen bulkten van de spraakmakende (wereld)premières; klinkende namen als Eugène Ysaÿe, Claude Debussy, Gabriel Fauré, Vincent d’Indy en Ernest Chausson sierden met regelmaat de affiche. Doordrongen van een wagneriaanse vernieuwingsdrang en het Gesamtkunstwerk-ideaal zijn de muzikale evenementen van deze invloedrijke kunstenaarsgroepen een ideale inspiratiebron voor de Concertini in het seizoen 2024-25 waarin de Munt haar Ring-cyclus afsluit.
Vanaf 1883 waaide er een nieuwe wind door het culturele landschap van Brussel. Twintig kunstenaars zetten er hun schouders onder Les XX (Les Vingt), een nieuw kunstenaarscollectief waarvan de jaarlijkse tentoonstelling aangekondigd werd als “le centre du magnifique mouvement en avant qui, dans tous les domaines de l'Art, emporte notre pays” [het centrum van de prachtige beweging die ons land op alle gebieden van de kunst vooruitstuwt] (L’Art moderne, 11 november 1883). Bijna 150 jaar later blijkt dat het diverse gezelschap, dat enfants terribles als James Ensor en Félicien Rops in haar rangen telde, in dat opzet geslaagd is.
Dat de start van Les XX en de dood van Richard Wagner beide in 1883 plaatsvonden, is een krachtig toeval. In datzelfde jaar was Octave Maus, de spilfiguur van Les XX en later La Libre Esthétique, aanwezig op de Wagner-herdenking in Bayreuth. In zijn boekje Souvenirs d’un Wagnériste (1888) beschrijft de wagneriaan pur sang de opening van het Bayreuther Festspielhaus in 1876, die hij samen met andere Vingtisten had bijgewoond. Het legt de vinger op een interessant muziekhistorisch verschil tussen België en Frankrijk wat de houding tegenover Wagner betreft. Terwijl de Fransen voor de ontwikkeling van hun nationale en culturele identiteit vooral steunden op de rijke artistieke voorgeschiedenis van hun vaderland, namen artiesten van het jonge koninkrijk België een eerder kosmopolitische houding aan en lieten ze zich de kunst van culturele reuzen als Frankrijk, Duitsland en Rusland welgevallen. Wat le culte wagnérien betreft, was Brussel dus een minder vijandige omgeving dan Parijs, waar Richard Wagners onsuccesvol verblijf en een tumultueuze uitvoering van Tannhäuser in 1861 eerder de relatie al hadden verzuurd. De oorlog tussen Frankrijk en Pruisen in de jaren 1870-71 dreven de animositeit verder op de spits waardoor Frankrijk het wagnerisme later en maar mondjesmaat toeliet; pas na de dood van Wagner in 1883 leek Parijs — “où les résistances semblaient insurmontables” (L’Art moderne, 27 april 1884) — langzaam het verzet te staken.
In Brussel daarentegen dooraderde Wagners kunst al langer de artistieke wereld en dus ook de activiteiten van Les XX. Dat culturele landschap was aantrekkelijk voor tal van internationale artiesten, niet in minst voor Parijse kunstenaars. Doordat Wagner lange tijd persona non grata bleef in de Parijse operahuizen, zochten Franse wagnerianen hun toevlucht tot de Brusselse Muntschouwburg. Al vanaf 1870 was daar het merendeel van de Franstalige versies van Wagners muziekdrama’s voor het eerst te horen, met de Franstalige première van Parsifal in 1914 als hoogtepunt. De Munt ontpopte zich zo niet alleen tot een internationale wagneriaanse hotspot naast het Bayreuther Festspielhaus, maar ook als een ideaal huis voor Franse operacomponisten die Wagners invloed verwelkomden in hun eigen werk. Zo werden tal van opera’s met een wagneriaanse insteek — zoals Vincent d’Indy’s Fervaal en Ernest Chaussons Le roi Arthus — voor het eerst uitgevoerd in De Munt.
Die esthetische ruimdenkendheid maakte Brussel, en meer bepaald de salons van Les XX en La Libre Esthétique tot een artistiek laboratorium; 90% van de muziek tijdens hun expo’s was nieuwe, vaak onuitgegeven muziek. Mede dankzij gerenommeerde uitvoerders — de gebroeders Ysaÿe waren er regelmatig te gast — groeiden deze concerten uit tot muzikale evenementen van het hoogste niveau en hielden ze een vinger aan de pols van het muzikale modernisme.
In seizoen 2024-25 verkennen enkele concerten van de Concertini-reeks de gulle bijdrage die Les XX en La Libre Esthétique leverden aan het Brusselse muziekleven. Begeleidende essays gaan dieper in op de vormen die het wagnerisme aannam binnen deze kunstgroepen, de internationale reikwijdte van hun expositions musicales, de springplank die deze concerten vormden voor jonge artiesten en, uiteraard, het boeiende repertoire.
Programma’s
11.10.24 MÉLODIES
GABRIEL FABRE (1858-1921)
Complainte « Et s’il revenait un jour » (1895)
GUILLAUME LEKEU (1870-1894)
Trois poèmes (1892)
GABRIEL FAURÉ (1845-1924)
La bonne chanson, op. 61 (1892-94)
GABRIEL FAURÉ
Impromptus pour piano (fragmenten)
Kamil Ben Hsain Lachiri (baritono, MM Laureate) & Marie Datcharry (pf)
29.11.24 CHORALE DES XX
VINCENT D’INDY (1851-1931)
Sur la mer, op.32 (1888)
CÉSAR FRANCK (1822-1890)
Chœur des Anges, uit Rédemption, FWV.52/7 (1873)
GABRIEL FAURÉ (1845-1924)
L’hiver s’enfuit, uit Caligula, op.52/2 (1888)
Le ruisseau, op.22 (1881)
EMMANUEL CHABRIER (1841-1894)
À la musique (1890-91)
e.a.
Emmanuel Trenque (muzikale leiding )
Vrouwenkoor van de Munt
Alberto Moro (pf)
21.2.25 PETIT PARIS
PAUL GILSON (1865-1942)
Humoresque n°1
VINCENT D’INDY (1851-1931)
Chanson et danses, op. 50 (1898)
Sarabande et Menuet pour Quintette de vents et Piano, op.72 (1918)
ALBERT ROUSSEL (1869-1937)
Divertissement, op.6 (1906)
Kamermuziekensemble van de Munt & Yasuko Takahashi (pf)
6.6.25 RASSE & TURINA
FRANÇOIS RASSE (1873-1955)
Trio en si mineur pour piano, violon et violoncelle, op. 16 (1897)
JOAQUÍN TURINA (1882-1949)
Piano Quintet, op. 1 (1908)
Saténik Khourdoïan (vl), Noémi Tiercet (vl), Florent Brémond (vla), Sébastien Walnier (vc), NN (pf)
Dit onderzoeksproject wordt gesteund door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen