Puccini in Brussel
De laatste weken van de maestro in onze hoofdstad
- Leestijd
- 4 min.
Honderd jaar na de dood van Giacomo Puccini in Brussel brengt de Munt een nieuwe productie van de opera die hij er hoopte af te werken. Op wandel langs vier belangrijke locaties in de hoofdstad reconstrueren we de laatste dagen van Italiës operatrots.
Hotel Puccini
Milaan, Parijs, Wenen, Berlijn: reizen deed Puccini regelmatig – om librettisten en dirigenten te ontmoeten, nieuwe werken van toonaangevende collega’s te beluisteren, of Europese producties van zijn werken te superviseren. Op 22 oktober 1924 schreef hij aan Giuseppe Adami, één van de librettisten van Turandot, dat hij een reis naar Brussel zou ondernemen. De trip had, ongelukkig genoeg, niets vrijblijvends: er was acute keelkanker bij hem vastgesteld en Puccini’s dokters hadden hem een experimentele radiumtherapie bij de Brusselse Dr. Leroux aangeraden:
“Dit keelprobleem biedt me weinig rust, hoewel de kwelling meer mentaal dan fysiek is. Ik ga naar Brussel om een bekende specialist te raadplegen. ... Wordt het een operatie? Een medische behandeling? Een doodvonnis? Ik kan zo niet langer doorgaan. En dan is er nog Turandot...”
En zo geschiedde: op 4 november vertrok Puccini met zijn zoon Antonio uit Viareggio naar Pisa, waar ze per exprestrein doorreisden naar Milaan, Oostende en uiteindelijk Brussel. In de bagage van de componist: zijn schetsen voor de finale van zijn laatste opera Turandot, die hij graag wilde afwerken tijdens zijn verblijf in Brussel. Puccini bracht zijn dagen in onze hoofdstad gedeeltelijk door in een statig herenhuis op de Koningslaan, met een façade die een Italiaans palazzo niet zou misstaan.
Het huis, op nr. 294, bestaat nog steeds en draagt ondertussen de naam ‘Hotel Puccini’. Het is vandaag de zetel van thuiszorgorganisatie Familiehulp.
La clinique de l’Institut de la Couronne
Een groot deel van zijn tijd spendeerde Puccini echter in de privékliniek van Dr. Leroux, gelegen aan de Kroonlaan 1 in Elsene. Op 7 november begon de beroemde patiënt er met een experimentele radiumtherapie. In een eerste fase zou het radium extern worden toegepast, waarna de tumor intern zou worden behandeld door middel van een keeloperatie. De behandeling werd op dat moment slechts in twee Europese steden aangeboden, Brussel en Berlijn. “Je ziet voor welke stad ik heb gekozen”, grapt Puccini een paar weken later in een exclusief interview voor Le Soir. “Brussel kende ik al, en ik ben er dol op; maar beeld je eens in hoeveel ik van de stad zal houden, als het mijn gezondheid teruggeeft…” (21/22 november 1924).
Het ‘Institut chirurgical’ maakte door de jaren plaats voor een appartementsgebouw, waar op de gevel wel nog deze gedenkplaat prijkt.
De Munt
Zowel het ziekenhuispersoneel als de Italiaanse ambassade werkten zorgvuldig mee om Puccini’s privacy te vrijwaren, waardoor hij gedurende de eerste twee weken vrijwel onopgemerkt zijn behandeling kon ondergaan. Toen Le Soir op 18 november toch berichtte dat de befaamde componist in Brussel vertoefde om zijn strottenhoofd te laten verwijderen, ontkende ambassadeur Orsini Barone meteen alle buzz. Die helemaal de kop indrukken kon hij echter niet: Puccini struinde met zijn zoon bijna dagelijks door de Brusselse binnenstad voor hun lunches – weliswaar incognito. Ook de Muntschouwburg zou hij nog hebben bezocht voor een (Franstalige) voorstelling van Madama Butterfly, die hij naar verluidt vroegtijdig moest verlaten omdat hij te ziek werd. Puccini was overigens goed vertrouwd met ons huis: in 1909 werd hij twee weken lang betrokken bij de repetities voor Madama Butterfly, en op 25 oktober 1900 woonde hij de Brusselse creatie van La bohème bij.
Sint-Mariakerk Schaarbeek
Na het aanvankelijke succes van de radiumtherapie begonnen de medische behandeling gaandeweg een tol te eisen. Volgens Antonio zakte de moed Puccini meer en meer in de schoenen: “Hij heeft ups en downs, maar – arme man – de downs zijn er steeds vaker”, schreef hij naar een vriend. Puccini’s twijfel over zijn genezing is voelbaar in de update die hij Adami gaf vlak voor de allesbepalende operatie op 24 november 1924: “Een paar dagen geleden verloor ik alle hoop op herstel. En hoeveel uren en dagen kropen er al wel niet voorbij… Ik ben op het ergste voorbereid.” Enkele dagen later volgde echter het hoopvolle bericht dat de operatie goed was verlopen. “De dokters zeggen zonder aarzelen dat Puccini zeker en vast zal herstellen”, liet collega-componist Clausetti weten aan Puccini’s librettist. Maar twee dagen later sloeg het noodlot toe: het hart van Puccini begaf het, en na een korte strijd liet hij op 29 november 1924 om 11h30 het leven in de Brusselse privékliniek.
Kort daarna vond de uitvaartplechtigheid plaats in de Sint-Mariakerk te Schaarbeek. De dienst, opgeluisterd door een orgel en Muntsoliste Laure Bergé, ontketende een ware volkstoeloop. Massa’s mensen verzamelden zich in de Brusselse straten om afscheid te nemen van één van de grootste operacomponisten allertijden. Een lange processie door de stad eindigde met een militair eresaluut in Brussel-Centraal, waar Puccini’s kist werd overgedragen op een privé-rijtuig richting Oostende en Milaan. Bijna honderd jaar later stappen straks uit datzelfde station duizenden operaliefhebbers Brussel binnen voor een artistiek eresaluut: een nieuwe productie van zijn laatste, onafgewerkte meesterwerk.