De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE
Slotscène uit Götterdämmerung van R. Wagner, geschilderd door Max Brückner

Richard Wagners Ring

Een mythe van het antropoceen?

Thomas S. Grey
Leestijd
10 min.

Naar aanleiding van zijn nieuwe productie van Der Ring des Nibelungen wil de Munt het debat over het werk van Richard Wagner stimuleren door er het licht van gerenommeerde auteurs op te laten schijnen. In dit artikel legt Thomas S. Grey, musicoloog aan de Universiteit van Stanford, verbanden tussen het antropoceen (een term waarmee sommige wetenschappers het meest recente geologische tijdperk aanduiden) en de thema’s die in Wagners monumentale tetralogie aan bod komen. Zijn unieke interpretatie plaatst de Ring in het hart van het actuele debat over de invloed van de mens op zijn omgeving.

11 juli 2023: de Anthropocene Working Group selecteert Crawford Lake in de Canadese provincie Ontario als de officiële locatie van een golden spike of ‘gouden spijker’ (om de precieze technische term te gebruiken: een ‘Global Boundary Stratotype Section and Point’, afgekort GSSP), voor de geologische markering van een recent geïntroduceerd begrip, namelijk het nog steeds veelbesproken nieuwste tijdperk in de geschiedenis van onze planeet: het antropoceen. Dat recentste geologische tijdperk, dat hooguit 75 jaar oud zou zijn, heet gedefinieerd te worden door de onuitwisbare sporen van de menselijke activiteiten op de geologische realiteit. (Door een ongelukkig toeval werd het midden van Canada in diezelfde julimaand getroffen door bosbranden van ongekende omvang, die de luchtkwaliteit in een groot deel van Noord-Amerika zwaar aantastten). Door de grote diepte en beperkte diameter van het meer zijn in Crawford Lake jaarlijkse sedimentlagen of varves bewaard gebleven die het mogelijk maken om de klimatologische omstandigheden door de eeuwen heen haarscherp af te lezen, net als in boomringen. Bovenop de eeuwenlang geaccumuleerde lagen van organisch sediment zijn de sporen zichtbaar van de moderne beschaving: plutoniumisotopen, kunstmest en as van steenkoolcentrales.

De sedimentlaag van het Crawford Lake aan die de wereldwijde plutoniumpiek van de kernwapentests laat zien
De sedimentlaag van het Crawford Lake aan die de wereldwijde plutoniumpiek van de kernwapentests laat zien

Interpretaties van Richard Wagners Ring des Nibelungen vertonen de afgelopen decennia steeds meer een tendens om in deze operacyclus een waarschuwing te zien tegen de mogelijk apocalyptische gevolgen voor de toekomst van de planeet van fenomenen als kernwapens en kernenergie, het gebruik van fossiele brandstoffen, ontbossing en het om zich heen grijpende wereldwijde gebruik van technologie. Volgens de heersende consensus begon ons antropoceen pas echt ongeveer honderd jaar nadat Wagner zich aan het schrijven van zijn Ring zette. Toch waren de grondslagen voor het nieuwe tijdperk toen al gelegd: de Europese industriële revolutie en de moderne kapitalistische economie die erdoor werd aangedreven. Het stempel ervan op de conceptie van de Ring-cyclus is inderdaad overduidelijk. Onze huidige debatten over de relatie van de mens tot de natuur – zoals: bestaan de menselijke cultuur en technologie binnen of buiten de ‘Natuur’? – vinden hun oorsprong in de filosofie en literatuur van de vroege romantiek, waarmee Wagner opgroeide. Wagners oeuvre, en de Ring in het bijzonder, bleek altijd al een wat griezelige relevantie te hebben voor latere generaties. Zoals regisseur Peter Sellars het verwoordde: “Wagner is altijd zijn tijd vooruit.”

Hoewel in Das Rheingold, het proloogachtige eerste deel van Wagners tetralogie van ‘muziekdrama’s’, strikt genomen geen menselijke personages voorkomen, is de toekomst van de mensheid er toch voortdurend aanwezig. Zoals in vrijwel alle mythologieën overal ter wereld worden basale menselijke karaktereigenschappen uitvergroot geprojecteerd op goden en andere bovennatuurlijke, bovenmenselijke wezens. Van de oerdiepten van de Rijn (eerste tafereel) tot de mijnschachten van Nevelheim (derde tafereel) en de vergezichten vanaf de bergtop op het Walhalla (tweede en vierde tafereel): de latere geschiedenis van menselijk verraad aan de natuur en van misbruik van de medemens wordt op alle mogelijke niveaus voorspeld. Het eerste tafereel van Das Rheingold toont de fundamentele insteek van de hele Ring, de ‘gouden spijker’ die als het ware het begin markeert van het tijdperk dat getuige zal zijn van de ‘godendeemstering’. Dit Rijngoud is aanvankelijk de talisman van een ‘gouden eeuw’, een natuurlijke orde die nog niet is verstoord door goden of mensen. Of door dwergen: de Neveling Alberich is de dief (of ‘verkrachter’, in sommige uitvoeringen) van het Rijngoud dat was toevertrouwd aan de maagdelijke Rijnnimfen. Hij gaat ermee aan de haal zodra hij hoort over de oneindige rijkdom en macht die het goud kan schenken in ruil voor het afzweren van de liefde. In het tweede tafereel vernemen we dat oppergod Wotan de vruchtbaarheidsgodin Freia aan de reuzen Fasolt en Fafner heeft beloofd als beloning voor de bouw van het fort Walhalla, dat de heerschappij van de goden moet veiligstellen. Wotan toont zich met andere woorden al even corrupt als Alberich, door eveneens schoonheid en liefde in te ruilen voor rijkdom en macht. Fafner en Wotan geloven beiden dat Alberichs ring en de rijkdom die deze schenkt het antwoord zijn op alle bestaande en toekomstige problemen. In het derde tafereel wordt duidelijk welk regime Alberich er heeft ingesteld, nu hij in het bezit is van de ring, wanneer we er samen met Wotan getuige van zijn van hoe de macht van de ring wordt gebruikt om de onverdroten, onbetaalde arbeid van zijn mede-Nevelingen uit te buiten. Het vierde en laatste tafereel toont nog een andere oermenselijke erfzonde: Fafner doodt zijn broer Fasolt (die slechts verlangt naar huiselijke vrede en geluk met Freia) om zich Alberichs ring en dwergenhorde toe te eigenen.

Stoom en raderwerk: de industriële revolutie als achtergrond voor Patrice Chéreaus baanbrekende 'Jahrhundertring' (1976)
Stoom en raderwerk: de industriële revolutie als achtergrond voor Patrice Chéreaus baanbrekende 'Jahrhundertring' (1976)

Een belangrijk aspect van Wagners genie was zijn vermogen om opvallend moderne maatschappelijke en psychologische implicaties te puren uit de mythen of legenden waarmee hij aan de slag ging. Het staat bijvoorbeeld buiten kijf dat Alberichs wrede regime in Nevelheim, zoals dat in het derde tafereel wordt uitgebeeld, in Wagners ogen het moderne industrieel-kapitalistische regime belichaamde zoals dat aan de kaak werd gesteld in de geschriften van revolutionaire socialistische denkers als Pierre-Joseph Proudhon, Mikhail Bakoenin en Karl Marx, of in de romans van Charles Dickens. Of Wagner nu wel of niet in staat was om nauwkeurig het ‘kunstwerk van de toekomst’ te voorspellen – naar de titel van zijn lange essay, Das Kunstwerk der Zukunft (1849-52) –, hij heeft het mythologische epos van de Ring doordrenkt met heel wat belangrijke implicaties voor heden en toekomst. De voorgeschiedenis die hij uitwerkte voor het tragische verraad aan Siegfried en Brünnhilde door toedoen van Hagen en de Gibichung-clan (het verhaal van Götterdämmerung, dat gebaseerd is op het middeleeuwse Nibelungenlied), via Siegfrieds opvoeding in het woud door Alberichs broer Mime (het verhaal van Siegfried) en de gedoemde relatie van Siegfrieds ouders, de Volsung-tweeling Siegmund en Sieglinde (het verhaal van Die Walküre), en helemaal terug tot Alberichs diefstal van het Rijngoud, het smeden van de ring en de vloek die daarop rust (het verhaal van Das Rheingold): dit mythische achtergrondverhaal smeekt bijna om een interpretatie vanuit het oogpunt van de moderne menselijke samenleving, zij het die van Wagners tijd en/of de onze.

De ogenschijnlijke betekenis van de parabel over het goud en de ring is behoorlijk duidelijk. Ergens ten tijde van de dageraad van de menselijke beschaving ontdekte men dat een zuivere, glanzende grondstof kon worden gewonnen en dat men er een arbitraire ruilwaarde aan kon geven. De controle over deze niet-productieve bron van rijkdom lag aan de basis van een al even arbitraire, ongelijke machtsverdeling. De ring staat symbool voor de transformatie (of corruptie) van een natuurlijk element (goud) tot rijkdom en macht, inclusief de macht om de ‘productiemiddelen’ te controleren, om het in marxistische W, om de ring naar de rivierbodem terug te laten keren, geeft blijk van de wens om de ring te ontmaken, om die motor van rijkdom en macht te herstellen in zijn ‘zuivere en heldere’ elementaire staat. Als we in die Rijnnimfen echter in zekere zin de stem van de natuur willen horen, waarom zou ‘de natuur’ zich dan iets aantrekken van het socio-economische onrecht dat wordt veroorzaakt door menselijke concepten als rijkdom en macht? In het vierde tafereel van Das Rheingold verschijnt ineens de godin Erda. Zij maant Wotan aan om afstand te doen van de ring die hij pas van Alberich heeft afgetroggeld. Net als Gaia bij de oude Grieken is Erda een moederlijke belichaming van de aarde als ecosysteem. Maar nogmaals: waarom zou ‘de aarde’ Wotan willen of moeten aanmanen om geen voorbeeld te zijn voor de toekomstige menselijke zonden die hebzucht en corruptie heten? Vergeten we trouwens niet dat Wotan zelf zijn eigen zonde tegen de natuurlijke orde heeft begaan: de met runen bedekte speer die zijn wetgevende gezag belichaamt, is gemaakt van een tak die ooit is afgebroken van de ‘wereld-es’, de boom waarop de wereld rust. Dat symbool van de aarde als levend, organisch netwerk verkeert sindsdien in een staat van voortdurend verval.

Sinds het midden van de twintigste eeuw – het begin van het nieuwe antropoceen-tijdperk, zoals men het nu ziet – hebben producties van Wagners Ring steeds meer geprobeerd om de ring te vereenzelvigen met deze of gene door de mens veroorzaakte bedreiging voor de samenleving, of zelfs voor het leven op aarde in zijn totaliteit. Als de eerste interpretatielaag van het verhaal van de Ring, die dateert uit de periode van de socialistische revoluties overal in Europa van 1848-49, toen Wagner aan zijn project begon, suggereert dat het goud en de ring symbool staan voor de ‘liefdeloze’ uitbuiting van arbeid onder het moderne kapitalistische regime, is het dan aanvaardbaar om die symbolen voorwaarts te projecteren op ons eigen heden en op de nabije toekomst? De apocalyptische gevolgen van het smeden van Alberichs ring aan het einde van Götterdämmerung [Godendeemstering] hebben het meeste bijgedragen aan een dergelijke nieuwere interpretatielaag. Voor Wagner zelf was de apocalyptische interventie van vuur en water die het toneel schoonveegt na het offer van Brünnhilde, en die de ring vermoedelijk herstelt in zijn natuurlijke staat van “zuiver en helder” goud, vooral een anarchistische zuiveringsfantasie. Op de achtergrond zien we (of kunnen we ons voorstellen) hoe het Walhalla in vlammen opgaat: dat is het einde van de oude, corrupte orde van de goden (en dwergen en reuzen). Alberichs halfbroer Hagen wordt eveneens verzwolgen in de reinigende vloed, als corrupte schakel tussen die oude orde en de nieuwe mensenwereld. In Wagners utopische mythe breekt nu een nieuw antropoceen aan: een tijdperk van menselijke ‘helden’ naar het voorbeeld van Siegfried en Brünnhilde.

Anderzijds, zoals de hele tijd al duidelijk is, zijn de oerzonden van Alberich en Wotan, en eigenlijk alle tekortkomingen van de orde die aan het tijdperk van de mens voorafgingen, projecties van geheel menselijke trekken, met name de tekortkomingen van de moderne westerse kapitalistische maatschappij. Alberichs diefstal van het goud en het smeden van de ring sluiten naadloos aan bij de ontginning van grondstoffen – of het nu om metalen en edelstenen gaat, steenkool en olie, natuurlijk uranium of door de mens gesynthetiseerd plutonium – die worden omgevormd tot bronnen van rijkdom en macht, en op die manier worden gebruikt om groepen mensen te onderwerpen ten koste van ‘moeder aarde’ (Erda of Gaia) en het hele netwerk van levende wezens. Wagner mag bij het schrijven van zijn Ring-drama’s weliswaar vooral de toenmalige politieke situatie en socio-economische rechtvaardigheid in gedachten hebben gehad, maar hij had toch ook de intuïtie om Erda, moeder aarde, de volgende waarschuwing in de mond te leggen: “Weiche, Wotan, Weiche! Flieh’ des Ringes Fluch! Rettungslos dunklem Verderben weiht dich sein Gewinn” [Zwicht, Wotan! Zwicht! Vlucht voor de vloek van de ring! Tot reddeloos duister verderf doemt jou zijn bezit!].

De ‘reinigende’ apocalyps aan het einde van de Ring-cyclus kan een hoopvol, utopisch antropoceen inluiden, zoals blijkt uit de transfigurerende hoop die Wagners orkestpartij doet oplaaien. Toch staat de glinsterende hybris van de goden die aan het einde van Das Rheingold het Walhalla binnentreden net zo goed symbool voor de overmoed van de mens, in Wagners tijd of in de onze. In de kosmologie van de Ring lijken we meer op het gedoemde godenras dan op de menselijke ‘helden’ van de toekomst. “Ich warnte dich – du weißt genug: Sinn’ in Sorg’ und Furcht!” [Ik waarschuwde jou – je weet genoeg: bezin je met zorg en vrees!] – dat zijn de laatste woorden die Erda tot Wotan richt voordat ze weer in de grond verdwijnt. Door Wagners Ring des Nibelungen te lezen als een parabel over een dreigende milieuramp wordt Erda’s waarschuwing in feite getransponeerd naar het slot van de cyclus. Vooralsnog blijven wij Wagners goden (en dwergen) en zijn we nog niet zijn helden. Ondanks de muzikale belofte die het slot van de hele cyclus tentoonspreidt, gaat het Walhalla in vlammen op. De Ring lezen als een mythe van het antropoceen waarschuwt ons voor een op handen zijnde ‘Godendeemstering’, maar nodigt ons ook uit om ons, als we dat kunnen, een manier voor te stellen om een duurzame toekomst te gestalte te geven. Misschien is er dus nog hoop op een versie van het ‘utopische antropoceen’ dat aan het einde van Wagners Ring-cyclus voorzichtig in het vooruitzicht wordt gesteld.

Vertaling: Jeroen De Keyser