Klimaatcassandra’s
en wie er niet aan willen
- Leestijd
- 7 min.
Geert Buelens is schrijver, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Utrecht en Boonprijswinnaar voor Wat we toen al wisten. De vergeten groene geschiedenis van 1972. Vanuit zijn cultuurhistorisch onderzoek naar milieuactivisme werpt hij een blik op de moderne tragiek van Cassandra’s anno 2023.
Hovaardiger gedrag is nauwelijks voorstelbaar: je hebt de pretentie te zien wat anderen niet kunnen zien. En in dit geval is het nog erger, want je beweert te kunnen zien wat per definitie niet gezien kan worden: de toekomst. Waarzeggers hebben die pretentie, maar op een hele andere wijze ook wetenschappers. Zo bekeken is het helemaal niet zo vreemd dat wetenschappers met scepsis worden benaderd en soms zelfs met regelrechte afwijzing. Wie denken ze eigenlijk dat ze zijn?
In de praktijk doen wetenschappers echter uiterst zelden echte voorspellingen. Veeleer doen ze aan kansberekening. Maar soms blijkt die kans dan zo groot dat ze, zeker in de manier waarop media en leken erover praten, overkomt als zekerheid of garantie. “Hillary Clinton heeft 85% kans dat ze wint,” schreef The New York Times aan de vooravond van de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Toen ze verloor werd de krant daar door critici genadeloos aan herinnerd, maar nuchtere zielen stelden vervolgens dat ook dingen die maar een waarschijnlijkheid hebben van 15% soms toch gewoon gebeuren. Dingen die maar 1% kans hebben overigens ook.
Als het over milieu en klimaat gaat spelen in de populaire perceptie twee instanties de rol van voorspeller: de Club van Rome en het VN-klimaatpanel IPCC. Of ze echt Cassandra’s zijn – daarover kan worden getwist. Wereldwijd nemen miljoenen mensen kennis van hun rapporten en veelal worden ze ook geloofd. Naar gehandeld wordt er echter zelden. We zouden ons leven kunnen beteren, maar veelal leven we als gelovigen die hopen op absolutie.
Zowel de Club van Rome als het IPCC baseren zich voor hun uitspraken op modellen. ‘Mogelijke toekomsten’ noemt de Utrechtse klimaatonderzoeker en IPCC-hoofdauteur Detlef van Vuuren de uitkomsten van dit type onderzoek. Ze extrapoleren bestaande kennis en schetsen hoe de toekomst eruit zou kunnen zien wanneer bepaalde factoren zich tegelijk voordoen. (Als A en B en C, dan X; als A en B en D, dan Y.) Die modellen zijn de afgelopen decennia steeds complexer geworden, maar het blijven natuurlijk abstracties die bepaalde maar per definitie niet alle elementen uit de werkelijkheid met elkaar verbinden.
Toen de Club van Rome in 1972 haar eerste, legendarisch geworden rapport Grenzen aan de groei presenteerde, kwam op dat punt veel kritiek: zouden hun voorspellingen niet heel anders uitpakken wanneer ze ook factoren F en G zouden incalculeren? Wie het rapport vandaag leest, kan echter alleen maar vaststellen dat de onderzoeksgroep van het gerenommeerde Massachusetts Institute of Technology geen voorspellingen deed, maar scenario’s schetste waarin met opmerkelijk veel varianten rekening werd gehouden.
Zo is Grenzen aan de groei echter niet in het collectieve geheugen terechtgekomen. Volgens Jean-Marie Dedecker voorspelde het rapport zelfs “dat de wereld zou vergaan” (De Morgen, 23 augustus 2022). Typerend is ook deze uitspraak van N-VA-voorzitter Bart De Wever in een interview met Humo in mei 2019. Wanneer de journalist vraagt wat zijn boodschap is aan de klimaatjongeren van vandaag, antwoordt het boegbeeld van de grootste partij van het land: “Leer uw geschiedenis. In de jaren 70 voorspelde de Club van Rome dat fossiele brandstoffen uitgeput zouden zijn tegen het jaar 2000. Maar de afgelopen tweehonderd jaar zijn we er dankzij innovatie in geslaagd om ecologische en energiecrisissen beheersbaar te maken.”
Ook voor deze gediplomeerde historicus blijkt de geschiedenis plooibaar. Het was niet de Club van Rome die deze inschatting deed, maar de Amerikaanse overheid, op wier data de MIT-onderzoekers zich baseerden. Bovendien maakten de auteurs van Grenzen aan de groei daarnaast ook berekeningen die uitgingen van voorraden mineralen die vijf keer zo groot waren als men vijftig jaar geleden inschatte. Ook in dat geval zouden die voorraden eindig blijken (niet-hernieuwbare natuurlijke hulpbronnen zijn immers per definitie eindig), maar dat vingen de onderzoekers op in hun model door simulaties te maken waarin de gehele mensheid gebruikte maakte van onuitputtelijke kernenergie. In dat scenario zou – indien de economische en voedselproductie en de wereldbevolking bleven stijgen terwijl de milieuvervuiling onder controle raakte – de mensheid ergens in de 21ste eeuw in de problemen komen door een gebrek aan landbouwgrond. En dat scenario wordt steeds minder denkbeeldig. Een kwart van de landbouwgrond op aarde is intussen door erosie, aantasting van de biodiversiteit en krimpende watervoorraden in sterke mate uitgeput. Er kan natuurlijk altijd nieuwe landbouwgrond worden gecreëerd, maar wat schieten we ermee op als die in de plaats komt van onze zo cruciale bossen. Onze landbouw stoot bovendien problematisch veel broeikasgassen uit. De beheersbaarheid waar De Wever vanuit gaat, blijkt in de praktijk gevaarlijk relatief.
Dat woord “gevaarlijk” gebruik ik niet zomaar. In een rapport uit 2020 berekende de herverzekeraar Swiss Re de impact van de huidige ecologische en biodiversiteitscrisis. In twintig procent van alle landen op aarde zijn ecosystemen in een derde van het landoppervlak intussen zo fragiel dat ze op de rand van de implosie staan. Watervoorziening komt in gevaar, bestuiving is niet meer wat ze hoort te zijn, erosie vergroot het risico op overstromingen of aardverschuivingen. Dat maakt eigendommen in die gebieden moeilijker of zelfs niet langer verzekerbaar en ook de economie komt in gevaar. Op plekken waar bossen verdwijnen komen aandoeningen van de luchtwegen veel meer voor, wat een enorme uitdaging vormt voor zorgverzekeraars.
In datzelfde jaar 2020 kleefde de Centrale Bank van Nederland (DNB) er ook een bedrag op: 510 miljard euro, of 36% van de investeringen die Nederlandse financiële instellingen beheren, zijn erg of heel erg afhankelijk van het goed functioneren van ecosystemen. En dat spoort – anders dan de versie De Wever suggereert – helemaal met de boodschap van de Club van Rome in de jaren zeventig. Onze samenlevingen kunnen alleen maar functioneren als de ons omringende ecosystemen dat ook doen. Waar onderdelen van die systemen onder druk komen te staan, komen onvermijdelijk ook andere delen in het gedrang. Droogte verkleint de hoeveelheid drinkwater en dus de leefbaarheid van alle dieren en planten die daarvan afhankelijk zijn; gewasopbrengst neemt af, risico op bosbranden neemt toe. In sommige gebieden treedt verzilting op, wat de drinkwatervoorziening in gedrang kan brengen en ook de landbouw raakt. Ook de leefomgeving van wie lak heeft aan fauna en flora komt zo in gevaar.
En dan gebeurt er iets merkwaardigs. Met veel data en steeds meer praktijkvoorbeelden onderbouwde analyses als deze worden tot vandaag afgedaan als paniekzaaierij. Dedecker in het genoemde interview: “Is het zo erg dat de gletsjers smelten? Je kunt niet meer gaan skiën, dat is het.” Media en uitgevers en politici gebruiken in dat opzicht vrijelijk het woord “klimaathysterie”. En zo zijn we terug bij Cassandra.
Het is uiteraard geen toeval dat deze mythologische figuur een vrouw is: ongewenste ideeën of ongemakkelijke waarheden worden in onze cultuur al millennia gretig weggezet als uitingen van hysterische wijven. Bart De Wever is te gewiekst om die frase letterlijk te gebruiken. In hetzelfde interview gebruikt hij een historische vergelijking en een Vlaamse uitdrukking die echter exact diezelfde boodschap overbrengen. Sprekende over Greta Thunberg zegt hij: “Dat meisje heeft een hoog Jeanne d’Arcgehalte, daar waren ook kosten aan. Jeanne d’Arc dacht dat ze Onze Lieve Heer zag, Greta ziet CO2-walmen.”
Een term als klimaatwaanzinnige zou alleen maar betekenis hebben in een universum waarin klimaatverandering een mogelijk toekomstscenario is en geen realiteit. En net zo is de door De Wever geclaimde beheersbaarheid van de ecologische crisis alleen een zinvolle inschatting als die beheersing nog mogelijk is. Dat was in 2019, toen hij dat interview gaf, een moeilijk vol te houden positie, maar sinds de waterbom van 14 juli 2021 zou geen Belg die illusie nog mogen koesteren. En wie de afgelopen weken zag hoe branden op Rhodos en Hawaii en in Canada, overstromingen in Slovenië, India, China en Bangladesh en aardverschuivingen in Georgië dorpen, steden en gemeenschappen verwoestten en honderden menselijke slachtoffers maakten – durft die nog van beheersbaarheid te spreken? De Duitse herverzekeraar Munich Re alvast niet; nog voor deze zomerse rampspoed de aarde trof, hadden natuurrampen dit jaar al voor 110 miljard dollar schade veroorzaakt. Lang niet al die rampen waren klimaatgerelateerd, maar ook deze Duitse onderzoekers benadrukken hoezeer klimaatverandering steeds vaker zorgt voor extreme hitte, droogte en bosbranden.
Klimaatsceptici hebben ook deze zomer niettemin doorlopend gesuggereerd dat deze berichten stemmingmakerij waren, onderdeel zelfs van een complot van het grootkapitaal om ons warmtepompen en elektrische auto’s aan te smeren. Het maakt van klimaatactivisten zwendelaars die de toekomst als verdienmodel zouden inzetten. Een cynische omkering van de realiteit waarin fossiele bedrijven miljarden euro subsidies en belastingvoordelen genieten, zij nieuwe gas- en olieboringen najagen en internationale consortia diepzeemijnbouw bepleiten.
Dat deze industriëlen door velen als realisten worden gezien en de activisten als gevaarlijke dromers geeft het Cassandraverhaal een wending die zelfs de Oude Grieken niet konden voorzien. De mythologische Cassandra is een tragische figuur omdat haar correcte voorspellingen niet worden geloofd. Vandaag worden door een luidruchtige minderheid niet alleen de voorspellingen niet geloofd, maar wordt ook de zicht- en voelbare realiteit in twijfel getrokken. Het roept onvermijdelijk de vraag op wie de echt gedoemden zijn in dit verhaal.