The Glamour and The Labour
De kostuums van Bastarda
- Leestijd
- 4 min.
Bij een operaproductie wordt niets aan het toeval overgelaten. Over werkelijk alles, elk personage, elke beweging, elke noot, elke kleur of detail is nagedacht. De fabuleuze kostuums voor Bastarda zijn het nieuwste bewijs dat zo'n creatieproces enorm veel tijd, zorg en overleg kost. Een gesprek met ontwerper Petra Reinhardt en diensthoofd kostuums Regine Becker.
Petra Reinhardts verantwoordelijkheid beperkt zich niet tot de kostuums; ze ontwierp ook de pruiken, hoofddeksels, make-up en het schoeisel. Eind 2020 bracht ze haar ontwerpen binnen, en na een grondige budgettaire studie en planning begon het werk in de daaropvolgende lente. In totaal telt Bastarda maar liefst 110 kostuums, 60 paar schoenen en 43 pruiken, naast nog heel wat hoofddeksels en een massa juwelen en versieringen. Stuk voor stuk met de hand gemaakt in de ateliers van Munt. Een ongelofelijke tour de force!
Tussen het moment van aanvaarding van de ontwerpen en de première liggen ongeveer 2,5 jaar, een ongebruikelijk lange periode. Hoewel in die tijd tegelijk ook aan andere producties werd gewerkt, heeft geen enkele andere opera zo’n lange productieperiode gekend. Reden daarvoor was niet alleen de complexiteit van de kostuums, maar vooral ook … de coronapandemie. De voortdurende stroom van zieke collega’s leidde onvermijdelijk tot vertragingen in het productieproces. Van thuiswerk was natuurlijk geen sprake. Kleermakers werken immers met industriële naaimachines, niet met beeldschermen.
Voor het kostuumatelier van de Munt waren de kostuums van Bastarda de meest complexe die ze in de laatste decennia gemaakt hebben, niet in de laatste plaats door de uitzonderlijk grote hoeveelheid details. Hier geen lange lappen stoffen en seriewerk, maar uiterst geduldig en tijdrovend maatwerk aan plooien, naden, versieringen, verstevigingen en constructies. En dan te bedenken dat de meeste van die details onzichtbaar blijven voor de toeschouwer. Een aantal van de vrouwenkostuums wordt namelijk gedragen door soms zeer grote en inventieve constructies. De indrukwekkende kostuums zelf vormen “slechts” de buitenkant. Je kunt de kostuums van deze productie haast zien als beeldhouwwerken, waarvan de onzichtbare constructie minstens zo belangrijk is als de buitenkant, de rijke, kleurrijke stoffen en overdadige versieringen. En dat geldt niet alleen voor de kostuums. Helemaal aan het einde van de opera zien we zelfs hoe Elizabeth haar laatste pruik letterlijk deconstrueert en zo het verval van haar schoonheid en macht uitdrukt. Deze pruik bestaat uit zorgvuldig van te voren geprepareerde haarstukken, die zij stuk voor stuk van haar hoofd trekt. Geen wonder dat deze pruik door de makers dan ook de “lego-pruik” wordt genoemd.
historisch geïnformeerd
Op het eerste zicht lijken de kostuums van Bastarda kopieën van historische kostuums uit de 16de-eeuwse Engelse hofmode, met haar hoepelrokken, pofmouwen en sterke kleurcontrasten. Dat is slechts ten dele zo. Ze zijn er weliswaar op geïnspireerd, maar het is zeker niet de bedoeling historische reconstructies op toneel te tonen. Petra Reinhardt accentueert, vervormt en vergroot juist de oorspronkelijke Elizabethaanse stijlkenmerken om de personages te karakteriseren: “Je zou denken dat een kostuum dramaturgisch niet zo interessant is, of in ieder geval minder dan de handeling of de muziek. Maar in deze productie vormt de kleding heel nadrukkelijk deel van het verhaal, het concept. Zeker doordat het decor vrij neutraal en sober is, kun je de daarmee contrasterende kleurrijke kostuums haast zien als de huizen waarin de personages wonen, hun domein of zelfs hun karakter.”
Heel duidelijk zien we dat in de ontwikkeling van het kostuum van Enrico / koning Henry VIII, dat tijdens de voorstelling gaandeweg van zijn normale omvang uitdijt tot groteske, haast absurde proporties.
Bij de vrouwenkostuums zien we dan weer technieken die bedoeld zijn om de vrouwelijke vormen te accentueren. Een 16de-eeuwse fardegalijn bijvoorbeeld bestaat uit een kussen dat om de heupen wordt gedragen. Aan dat kussen zijn hoepels bevestigd, meestal van balein of wilgentenen. Zogenaamde paniers (18de eeuw) accentueerden de heupen dan weer op een wel heel overdreven manier door de rok vooral aan de zijkanten te verbreden. En ten slotte is er de hoepelrok, de 19de-eeuwse variant van de fardegalijn, alleen veel wijder.
praktische vereisten
Het grote verschil met de oorspronkelijke historische kostuums is dat de theaterkostuums van Bastarda er niet alleen prachtig en indrukwekkend moeten uitzien, maar dat de zangers er zich ook gemakkelijk in moeten kunnen voortbewegen. Ze mogen niet te zwaar zijn en de zangers moeten soms snel van kostuums kunnen wisselen. Bovendien mogen ze de handeling en vooral het zingen niet hinderen. Om die reden is er speciaal voor de regisseur een lijst opgesteld van zaken die je met deze kostuums vooral níet kunt doen: snel lopen, liggen, zitten, snel aan- en uitkleden. Door deze beperkingen stuiten we op heel wat elementaire, ruimtelijke problemen, zaken waar je als toeschouwer niet bij stilstaat. De meeste vrouwenkostuums zijn bijvoorbeeld zo groot en wijd dat de zangeressen zich in hun kleedkamer misschien wel kunnen verkleden, maar dat ze die kleedkamer vervolgens onmogelijk meer zouden kunnen verlaten om zich naar het toneel te geven, dat tot overmaat van ramp ook nog eens een verdieping lager ligt. De gangen en de trappen van het achtertoneel zijn gewoonweg te smal! Als oplossing zijn er speciale, op maat gemaakte kleedcabines voorzien op het toneel en zelfs in de publieke ruimte. En dan zijn er ook kostuums, of zeg maar gerust constructies, die zo groot zijn dat ze voorzien zijn van onzichtbare wieltjes, de enige manier waarop de zangeres zich enigszins elegant kan voortbewegen over het toneel.
Deze vereisten en beperkingen vragen om oplossingen en technieken die alleen door eindeloos uitproberen, brainstormen en inventiviteit bereikt worden. Voeg daarbij een flinke portie tijdsdruk en de onvermijdelijke financiële beperkingen en het mag duidelijk zijn dat een project van deze omvang alleen dankzij planning, teamwork en een “out of the box”-mentaliteit kan slagen. Petra Reinhardt is dan ook ronduit opgetogen over de hoge kwaliteitsgraad van het werk dat in de ateliers van de Munt wordt geleverd, en vol lof over de vakmensen die veel meer doen dan alleen maar uitvoerend werk. Hier wordt echt creatief meegedacht, wordt samen gebrainstormd en aan oplossingen gewerkt. “Onmogelijk” of “het gaat niet” zijn begrippen die niet bestaan in dit theater.