De Munt / La Monnaie DE MUNT / LA MONNAIE

Der Rosenkavalier

De nieuwe glans van de ouderdom, de herleving van het verlangen

Sandrine Detandt & Isabelle Gosselin
Leestijd
8 min.

Een van de thema's die het libretto van Der Rosenkavalier zo rijk maken, is dat van de gevoelens tussen twee mensen met een groot leeftijdsverschil. Dat manifesteert zich het duidelijkst en tederst in de figuur van de Marschallin, die geleidelijk afstand neemt van haar minnaar Octavian en hem achterlaat in de armen van Sophie, een veel jongere en – in haar ogen – ook veel mooiere vrouw. De opera stelt daarmee vragen over hoe we in onze samenleving omgaan met leeftijd en vrouwelijkheid, en hoe romantische en seksuele normen die ermee gepaard gaan.

LIEFDE

Tussen emancipatie en verplichting, tussen beperking en vrijheid

Het geweld van de liefde, de confrontatie met het verlies van de ander en van zichzelf, de terugtrekking in de melancholie, de terugkeer naar rede of naar verzaking. De liefde heeft de Marschallin ertoe aangezet codes te doorbreken, normen te slopen, en een man lief te hebben die haar zoon zou kunnen zijn. Nu zet de tijd haar aan tot het bewustzijn dat ze die jonge minnaar uiteindelijk zal verliezen aan een jongere vrouw. Der Rosenkavalier wist zo de sporen van gender, van bepaalde en bepalende sociale klassen uit, en doet ons stilstaan bij de verlangens van een ouder wordende vrouw. Verliefd worden op een ander wanneer je een leeftijd hebt bereikt waarop hartstochtelijk liefhebben niet voor jezelf lijkt weggelegd, en ook niet meer in overweging wordt genomen door de anderen.

HISTORISCHE ACHTERGROND

De vrouw als object, reproductief of uitgesloten van het speelveld van het verlangen

Welk raadsel is 'de' vrouw? Wat wil 'de' vrouw? Wat is vrouwelijkheid? Deze vragen spookten rond in de algemeen geaccepteerde psychoanalytische meningen, zonder dat een onzichtbaar, geïdealiseerd of zelfs universeel beeld van de vrouw of de vrouwelijkheid op deconstructivistische wijze werd geanalyseerd.

Het oeuvre van Strauss hoort thuis binnen een zeer specifieke periode wat betreft de wijze waarop seksualiteit en intimiteit zich ontwikkelen en zich aandienen als voorwerp van wetenschap en onderzoek. Aan het einde van de negentiende eeuw wordt namelijk een belangrijk keerpunt bereikt in wat vervolgens zal uitgroeien tot de gynaecologie, de seksuologie en de psychiatrie, met psychiater Von Krafft-Ebing en zijn Psychopathia Sexualis. Door de beschrijving van klinische gevallen van wat onder een aandoening valt, weerspiegelt zijn boek hoofdzakelijk de heersende victoriaanse opvatting, waarbij seksualiteit die niet op voortplanting is gericht, als ziekte wordt gediagnosticeerd.

Sigmund Freud doet aan het begin van de twintigste eeuw de maatschappij op haar grondvesten daveren door de nadruk te leggen op het fundamentele belang van seksualiteit voor de vorming van de menselijke psyche. Deze grote vooruitgang inzake de integratie van seksualiteit als iets universeels wordt overschaduwd door zijn statische visie op de vorming van de psyche, waardoor een aan normen onderworpen, evolutieve, hiërarchische visie op de vormen van seksualiteit ontstaat. Heteroseksualiteit en het genitale stadium groeien idealiter uit tot de schitterend afgeronde vorming van het individu. Door vervolgens morele wetten om te zetten in wetenschappelijke wetten, heeft de klinische praktijk gepoogd de seksuele conventies jegens individuen en in het bijzonder jegens vrouwen, en meer nog lesbiennes, te versterken. In de jaren zeventig van de vorige eeuw heerste het juiste klimaat voor een nieuwe blik, voor en door vrouwen, op deze constructie van een zogenaamd wetenschappelijke kennis over hun seksualiteit. Met haar bewering dat “lesbiennes geen vrouwen zijn” maakt schrijfster Monique Wittig de weg vrij voor een gedragen onomwonden politieke gedachte, door te onthullen dat de 'vrouw' alleen bestaat in een heteroseksueel en patriarchaal denksysteem. Andere denksters, zoals de antropologe Gayle Rubin, bespreken hoe seksualiteit wordt beheerst door complexe systemen voor een seksuele hiërarchische indeling (goede seksualiteit is heteroseksueel, echtelijk, monogaam, gericht op voortplanting, niet-commercieel, monogenerationeel). Wie deze regels met de voeten treedt, komt terecht aan de verkeerde kant van de seksualiteit. Voor de Marschallin von Werdenberg komt het er, bij monde van Hugo von Hofmannsthal en Richard Strauss, wellicht op aan om opnieuw orde te brengen in haar leven volgens de sociale voorschriften en haar minnaar de mogelijkheid te schenken om een andere vrouw het hof te maken.

SOCIALE NORMEN VAN GISTEREN EN VANDAAG

Leeftijdsdiscriminatie en seksisme

Door middel van deze feministische (en queer) bewegingen vormen de vraagstukken van sociale normen en discriminatie vandaag een belangrijk onderdeel van de strijd voor de gelijkheid van gender, ras en sociaal-economisch statuut. Een vrouw zijn, op leeftijd, in onze maatschappij, houdt nog steeds in dat je gebukt gaat onder het gewicht van de conventies. Een oude vrouw zijn is voortdurend geconfronteerd worden met de herinnering aan het verval van het lichaam, dat lichaam dat nooit echt van haar is geweest, dat lichaam dat gecontroleerd werd door artsen, beoordeeld door wetten, gevormd door seksisme. Dat lichaam, het lichaam van de Marschallin, vibrerend en opeens levend, werpt de normen omver, daagt de verboden uit. Maar de kracht van de maatschappelijke ordening roept haar terug naar de realiteit. Dat lichaam heeft niet langer het recht om lief te hebben of bemind te worden, zoals op z'n twintigste. Die vrouw drijft dus de spot met gender en lokt misverstanden uit. Ze creëert een situatie die tot haar ondergang leidt. Ze zet haar eigen interne conflicten op het spel en zit gevangen in haar eigen scenario.

Collage in Brussel
Collage in Brussel

Aan de hand van de komedie, dankzij de humor, een geweldig middel dat kan worden ingezet als bescherming, aanspraak, afleidingsstrategie (de feministen hebben dit goed begrepen en nemen voortdurend hun toevlucht tot grappen om ongelijkheden aan de kaak te stellen), stelt deze opera van Strauss de positie van de vrouw centraal in zijn plot. Het stuk speelt zich af in de Oostenrijkse monarchie van de achttiende eeuw, waar de patriarchale codes van het conservatieve Wenen een weerspiegeling vormen van het sociale keurslijf waarin vrouwen gevangen zitten en dat hen dwarsboomt in hun sociale rol. Dit werk vindt ook vandaag weerklank, twee eeuwen later, na de vierde feministische golf en de inmiddels legendarische en historische #MeToo-beweging. De strijd voor vrijheid en gelijkheid van vrouwen is levendig, internationaal, intergenerationeel, intercultureel. Geweld tegen vrouwen wordt blootgelegd, in de kijker geplaatst, maar blijft bestaan. Gedwongen huwelijken raken maar niet afgeschaft, het recht op liefde zonder tegenprestatie, zonder uitbuiting (huishoudelijk werk, geestelijke belasting, loonongelijkheid) is nog lang niet de norm.

VAN HET VERLIES VAN HET LIEFDESOBJECT TOT DAT VAN DE ZELFTRANSFORMATIE

Naast de politieke knelpunten die tussen de regels van dit stuk door kunnen worden gelezen, stelt de keuze van de Marschallin ook de kwestie van verlies en van de paradoxen die daarbij horen aan de orde. Door deze jongeman aan een ander aan te bieden, kan deze vrouw zich dit verlies opnieuw toe-eigenen. Het is een weloverwogen loslaten, een empowerment.

Liefhebben en het onaanvaardbare aanvaarden uit liefde. Hem laten gaan, hem zijn eigen verlangens laten botvieren met een ander, zich erbij neerleggen, de band verbreken. Op dezelfde manier dwingt het ouder worden haar te berusten in het (zichzelf) verliezen. En zichzelf opnieuw uit te vinden. Liefhebben is een deel van jezelf verliezen, “houden van is geven wat je niet hebt, aan iemand die het niet wil”, zou de psychoanalyticus Jacques Lacan hebben gezegd. Het is de illusie die ons ertoe aanzet de ander te willen vervullen door hem of haar te geven wat wij tekort hebben, terwijl hij of zij dat niet eens wil. Het is een poging om te verzaken aan de ideale liefde, de nooit ontvangen en o zo gezochte liefde.

Een dergelijke ervaring stelt de mogelijkheid van verzaking krachtig ter discussie, ongetwijfeld op een manier die nooit eerder is ervaren. Tussen rouwproces en verwerking van het verlies dringt het heftige besef van de eindigheid van zichzelf en van de ander zich op, ook al is het verlangen nog brandend. Niet alleen de dood als ultiem schandaal dat aankondigt dat we er op een dag niet meer zullen zijn, maar de dood in het psychische leven, die moedeloos maakt. Het soort dood waarover Paul Nizan, slechts 26 jaar oud, en dus heel jong om dit al te hebben begrepen, het zo helder heeft in zijn boek Aden Arabie: “Ik ben afkerig van de dood als ze minder de ontkenning is van alles wat komen gaat, dan een nog menselijke gesteldheid zoals ziekte, kou, lichamelijke pijn. De ware dood is wat ze is, wat het leven niet is, wat de toestand van een mens is wanneer hij niets denkt, wanneer hij zichzelf niet denkt, wanneer hij niet denkt dat anderen hem denken.” (vrij vertaald)

Het voorwerp zijn van het verlangen van de ander en zich daaraan onttrekken, het opgeven, zich terugtrekken uit het verlangen. Oud worden en zich terugtrekken uit het leven, geleidelijk, sluipend. Het vermogen om te handelen verliezen, het verlangen om te behagen, te verleiden, bemind te worden. Het lichaamsbeeld sluit op een bepaalde leeftijd een aantal vrouwen uit van het speelveld van de verleiding en dus van de mogelijkheid om te worden genomen en gedefinieerd in of door de blik van de ander. Om het rouwproces te kunnen afronden, zouden we een dubbel verlies moeten kunnen aanvaarden: niet alleen het verlies van de ander, maar ook het feit dat de ander jou verliest, dat je verloren bent voor de ander. Dit zijn enkele ijkpunten van een aanvullende benadering van dit werk. Hiermee kunnen we misschien de kwesties die resoneren door de notenlagen heen, van het intieme tot het politieke, door een hedendaagse bril herlezen.