Benoît Mernier
De voltooiing van 'On purge bébé !'
- Leestijd
- 7 min.
Toen Philippe Boesmans plots ziek werd, vroeg hij me om de compositie van zijn opera af te werken. Op het moment dat ik hem in het ziekenhuis bezocht om te overleggen, kon ik me niet inbeelden dat hij er een paar uur later niet meer zou zijn.
Ik had in een heel andere situatie al eens met Philippe samengewerkt, voor zijn opera Au monde. Hij had het werk toen wegens gezondheidsproblemen een paar keer moeten stilleggen en lag ver achter op schema. We hadden nog een maand tot het begin van de repetities en Philippe moest nog twee scènes schrijven: de twee laatste, elk ongeveer vijf minuten lang. Hij had mijn hulp gevraagd, maar de omstandigheden waren toen totaal anders. Hij haalde plezier uit de samenwerking, het was als een spel tussen ons: ik heb scène 19 gecomponeerd, en hij tegelijkertijd scène 20, de laatste. Het moest heel snel gaan en ik had geen tijd om de opera te bestuderen. Maar ik zag waar ik naartoe moest, want hoe meer ik eraan werkte, hoe meer vorderingen ook hij maakte. De situatie deed een beetje denken aan het atelier van een kunstschilder, die zijn leerlingen aan zijn meesterwerken liet mee schilderen. Uiteindelijk hebben we het toch op tijd klaargekregen.
'Merde'...
Zo vaak heb ik dat woord
nog niet op muziek moeten zetten.
Maar nu lag de zaak helemaal anders. Hij overleed in april, tijdens een periode waarin ik veel aan mijn hoofd had. Pas eind juni ben ik echt beginnen te schrijven; de tussentijd heb ik gebruikt om de partituur zorgvuldig te bestuderen. De grote moeilijkheid bestond erin om een middenweg te bewandelen tussen enerzijds het gevaar van de pastiche – als het ware namaak-Boesmans te schrijven – en anderzijds teveel mijn eigen muziek te maken. Ik moest een paar elementen vastleggen om de toon te respecteren en trouw te blijven aan het project, de stijl, de orkestratie en de prosodie.
Dat heb ik dus in die weken bestudeerd. Eenmaal ik echt begon te schrijven, bleef ik me afvragen of het in de lijn lag van Philippes dramaturgische en muzikale visie. Het was niet eenvoudig om zijn stijl na te bootsen, trouw te blijven. De hulp van Richard Brunel, de librettist en regisseur van het werk, en Sylvain Cambreling, die het oeuvre van Philippe al vele jaren kent, was van onschatbare waarde. Sylvain, die het hele ontstaansproces van deze opera van dichtbij heeft gevolgd, wees me in het bijzonder op prosodische kwesties die uiterst belangrijk zijn voor een goed begrip van de tekst. Bernard Foccroulle heeft me ook veel gesteund, want het einde van een opera schrijven is altijd een cruciale stap, zeker in deze situatie.
Ik had het libretto en de partituur, en wist enkele manuscripten en schetsen te bemachtigen. Om te beginnen probeerde ik een paar maten te ontcijferen die nog niet in het net waren geschreven. Want Philippe ging zó te werk: hij schreef eerst een soort kladversie in potlood, onleesbaar behalve voor hem. Die herschreef hij vervolgens in potlood, zodat ze iets meer leesbaar werd en naar de kopiist gestuurd kon worden, bijna bladzijde per bladzijde. Eenmaal in het net, las Philippe ze ten slotte nog eens na.
Praktisch gezien is het grote verschil tussen Philippe en mezelf dat hij nooit de computer gebruikte, altijd in potlood schreef. Ik maak een kladversie in potlood en transcribeer die vervolgens gaandeweg via de computer. Daarna moet de kopiist nog al het reductiewerk doen voor de partituur zang-piano, de partijen voor het orkest, enz. Maar op dat moment had ik de volledige orkestpartituur in handen en bracht ik correcties aan in de driehonderd pagina's die Philippe in het net had geschreven. Als we het bekijken in aantal pagina's, moest ik nog ongeveer 10% van de opera schrijven. Philippe had het overgrote deel dus al gecomponeerd. Ik herlas alles vanaf het begin van zijn compositie, bladzijde na bladzijde. Er waren wel wat fouten, omdat hij gewoonweg geen tijd had gehad om alles te corrigeren. Maar ik moet zeggen dat Philippe erg nauwkeurig geschreven had. Hij wist exact wat hij wou horen. Het was ook mijn taak om die visie te vatten en zo getrouw mogelijk weer te geven in de correcties die ik aanbracht.
De structuur
Het is een opera waarin alles elkaar opvolgt en de verschillende scènes naadloos in elkaar overvloeien. Het zijn er in totaal tien, en in de partituur worden ze afgelijnd door de entrees en sorties van de personages. Philippe was gestopt in het midden van de negende scène, op een tweeëndertigste noot ... Daarna moest ik zien hoe ik de zaken kon hernemen, met zijn schetsen als leidraad. Gelukkig was het libretto af, en hadden Philippe en Richard het einde al besproken.
Je zou deze opera haast zijn Falstaff kunnen noemen, omdat het een heel grappig stuk is dat buitengewoon levendig en virtuoos aanvoelt. Het is een korte opera van ongeveer 1 uur en 30 minuten. Hij gaat razendsnel: de tempi liggen extreem hoog en begeleiden een conversatie die zich als het ware als een pingpongspel ontvouwt. We zitten midden in een echt theaterstuk.
Ik heb eerst het stuk en daarna het libretto gelezen. Het is en blijft de tekst van Feydeau, maar dan gecoupeerd en herschikt. Zo hebben Philippe en Richard de komische kant nog beter laten uitkomen. Een belangrijk detail is dat Feydeau toen hij dit schreef gescheiden was van zijn vrouw en in een hotel woonde. Hij heeft toen drie toneelstukken geschreven waarin hij eigenlijk met haar afrekende. In het libretto hebben Philippe en Richard die misogynie eruit gehaald.
In sommige opzichten komen de personages in On purge Bébé ! misschien wat karikaturaal over, maar het zijn vooral de situaties waarin ze terechtkomen die lachwekkend zijn. Philippe zei dat hij van alle personages hield, zelfs van de minst aimabele. Dat stelde hem dan ook in staat om ze dicht bij ons te brengen. Hij liet zich vaak ontvallen hoeveel hij gelachen had terwijl hij aan dit werk componeerde. En ik moet zeggen: ook ik heb hard gelachen toen ik het libretto las, en daarna opnieuw tijdens het componeren. Ik denk spontaan aan de uitroep 'Nom de Dieu!' van Follavoine wanneer hij een klap van Truchet krijgt. Of een van de laatste woorden van het stuk: 'merde' ... Zo vaak heb ik dat woord nog niet op muziek moeten zetten (lacht).
Over stijl en citaten
De partituur is heel samenhangend. Je gaat er in één ruk door, als een wilde rit. We worden meegezogen in een echtelijke ruzie die maar blijft duren. Er zijn ook enkele mooie citaten. Het begin van de opera is geïnspireerd op het hoofdthema van de Hebriden van Mendelssohn. Feydeaus toneelstuk begint namelijk met een scène waarin Follavoine op verzoek van Bébé in het woordenboek nagaat waar 'Les îles Hébrides' liggen, maar door de fonetische verbinding in het Frans ("îlesZébrides") onder de letter z zoekt.
Dit motief van Mendelssohn keert terug aan het einde van het stuk – wat bij Feydeau niet gebeurt – omdat Philippe vond dat Bébé het laatste woord moest hebben. Hij heeft zijn gezin namelijk helemaal overhoop gehaald – zijn vader staat op het punt te vertrekken, zijn moeder weet niet meer waar ze is – en hij zegt dan doodleuk: “Papa, mama, waar liggen de Hebriden?” En daar herneem ik het thema van Mendelssohn. Zo eindigt het stuk ook, met het motief dat steeds sneller terugkeert.
Er is ook een citaat dat Philippe heeft geschreven, heel sarcastisch en heel grappig. Iedereen zal het herkennen, omdat het heel duidelijk is: wanneer Follavoine zijn zogezegd "onbreekbare kamerpot" onthult, horen we het leitmotiv van de Graal in Wagners Parsifal. Hier is het de muziek zelf die de situatie nog verder in het belachelijke trekt en de komische kant ervan benadrukt.
De lach van Phiphi
Het was niet eenvoudig om Philippes opera af te maken. Ik voelde me vaak alleen met de vragen die ik me voortdurend stelde. Bij deze taak die hij me heeft toevertrouwd heerst er continu een tweestrijd tussen aanwezigheid en afwezigheid ... Hoe mijn aanwezigheid in deze opera niet te ontkennen en tegelijkertijd toch trouw te blijven aan Philippes visie, nu hij er niet meer is? Dat was en blijft emotioneel zwaar, want Philippe was niet alleen mijn leraar, maar ook een dierbare vriend. Om hem een laatste eer te bewijzen, als een laatste gebaar aan het einde van de opera, heb ik geprobeerd om een soort muzikale metafoor te bedenken voor Philippes lach...