DE THEATERDIRECTEUR(EN)
Peter de Caluwe, Michael De Cock & Fabrice Murgia
- Leestijd
- 7 min.
“Dit werk stelt de vraag óf je theater mag spelen en hoe je dat moet doen. Het vandaag brengen is symbolisch.” De drie Brusselse schouwburgdirecteuren Peter de Caluwe (De Munt), Michael De Cock (KVS) en Fabrice Murgia (Théâtre National) gaan in februari aan de slag met Mozarts ‘komedie met muziek’ Der Schauspieldirektor…
Peter de Caluwe: Er zijn slechts vier zangers in betrokken, geen koor, en het werk duurt amper een uur. Je hebt er wel veel gesproken tekst, maar daarmee kan je de nodige vrijheid nemen en zo perfect op de huidige situatie inspelen. Onze muziekdirecteur Alain Altinoglu was meteen aan boord om te dirigeren, en dan kwam het idee om de collega’s van de KVS en het Théâtre National te vragen om als ‘Schauspieldirektoren’ op te treden. Het was een idee dat meteen aansloeg, en het was ook een idee dat ons als Troika – het partnerschap tussen de drie huizen – aanspreekt. Dit werk, dat de vraag stelt óf je theater mag spelen en hoe je dat moet doen, is nu wel heel symbolisch. We zijn in de cultuursector constant aan het herplannen, aan het herdenken, en al die onderwerpen komen in dit stuk aan bod. Het leek mij een cadeau om er iets mee te doen.
Zit dat allemaal in dit stuk? Is het dan zo actueel?
Michael De Cock: Er is natuurlijk heel veel veranderd sinds Mozarts tijd, maar de thematiek is vandaag nog heel herkenbaar. Het is een fascinerende tekst, een soort Molière-achtige farce over theaterpraktijk en over ons menselijk gedrag daarin…
"We blijven ervan overtuigd dat het niet in of via de theaters is dat deze pandemie zich verspreidt. Dat wordt nu ook meer en meer bewezen."
Peter de Caluwe
Fabrice Murgia: (vult aan) Echt een volbloed komedie die de kleine kantjes van het cultuurmaken hekelt. En dat is iets wat we vandaag nog zeker zo goed kennen als in Mozarts tijd. In Der Schauspieldirektor gaat het over het scheppen van cultuur, maar dan wel op economisch en praktisch vlak. Eigenlijk is de conversatie tamelijk vulgair, maar Mozart voegt er een menselijk-fundamentele component bij: het belang om te doen lachen, te doen wenen. Daardoor gaat het niet meer over louter cultuurconsumeren maar raakt het aan de nood aan catharsis.
MDC: En in het licht van de huidige coronacrisis lijken de eerste woorden van het libretto, ‘We mogen spelen!’, haast visionair! Het is een verrassende zedenschets die met een hedendaagse bril gelezen kan worden.
FM: Daar kijken we natuurlijk helemaal in een spiegel, wat ons huidige leven en de actualiteit betreft. Het werk stelt op diepgaande wijze de vraag: kunnen we hier spelen? En zo ja, wat zullen we dan spelen? Het is fascinerend om in deze periode op dit thema te werken! Ons uitgangspunt was niet om de oorspronkelijke tekst van Mozart en zijn librettist van de tafel te vegen, want dan was het veel makkelijker geweest om tabula rasa te maken. We willen echt de klassieke en actuele referenties uit die oorspronkelijke tekst in het licht stellen, met uiteraard alle respect voor de gezongen fragmenten. Op theatraal vlak willen we echter wel een heel modulabele versie en willen we met alle flexibliteit kunnen werken.
MDC: We moeten hier en daar wel iets veranderen, maar met wat er staat in de tekst komen we eigenlijk al perfect in een soort dystopische hedendaagse realiteit terecht. Want meer dan ooit staat de theaterpraktijk vandaag ter discussie: aan Vlaamse kant heeft men het over decreetwijzigingen; we hebben de coronamaatregelen die de sector helemaal op z’n kop zetten; we hebben de protocollen die plots heel belangrijk werden; en er is ook de MeToo-beweging, die het misbruik op allerlei manieren heel sterk aan de kaak heeft gesteld. Ondanks alle verschillen met de huidige situatie leidt Mozarts tekst vreemd genoeg ook tot een heel hedendaagse discussie: hoe mensen zich moeten gedragen in een theater, de illusie van macht, wie beslist in de organisatie, het commerciële versus het gesubsidieerde… Het leukste was om samen ad hoc-oplossingen te vinden voor de vragen die de tekst oproept. Het feit dat je met een werk van zo een muzikale kwaliteit plots iets kan doen dat heel rock-’n-roll is of heel vrij, terwijl het toch ook sterk aansluit bij de geest van het libretto en van de muziek, lijkt mij een cadeau voor ons en voor het publiek. Mozart is voor mij trouwens altijd een cadeau van leven en van lichtheid, van virtuositeit, van kunst tout court.
Toch is Der Schauspieldirektor een buitenbeentje in Mozarts oeuvre, al was het maar door z’n vreemd theatraal ritme: een ouverture, dan heel veel gesproken tekst en tot slot nog vier muzikale nummers. Hoe gaan jullie daarmee om?
MDC: Het werk heeft inderdaad een vreemde structuur en het lijkt mij wel echt een bijzonder experiment binnen Mozarts oeuvre, maar je herkent er toch meteen de hand van de meester in.
PDC: Omdat we vonden dat het muzikaal te kort was en om het op theatraal vlak beter te ritmeren, hebben we er wel nog een aantal andere fragmenten van Mozart bijgebracht: de ouverture tot Le nozze di Figaro, een passage uit Die Zauberflöte, de finale uit de 39ste symfonie, en dan de concertaria "Vorrei spiegarvi, oh dio"… Deze muzikale nummers zullen het lange tekstgedeelte breken. We hebben een evenwichtige oplossing gevonden, denk ik.
Wordt dit een aanklacht tegen het actuele cultuurbeleid?
PDC: Wij staan uiteraard achter elke maatregel die de gezondheid ten goede komt, maar we hebben ook de overtuiging dat de protocollen die wij hebben uitgewerkt de veiligheid van artiesten en publiek garanderen. We blijven ervan overtuigd dat het niet in of via de theaters is dat deze pandemie zich verspreidt. Dat wordt nu ook meer en meer bewezen! Ons publiek en onze artiesten moeten weten dat we heel verantwoord omgaan met de huidige situatie. Als we nu binnenkort opnieuw zouden kunnen spelen, gaan we toch niet plots de regels overtreden. Integendeel, we zullen heel veilig onze voorstellingen organiseren. Zodra de opening er is, zijn wij klaar om in dat gat te springen en kunnen we meedoen.
FM: Wat mij vooral stoort in het huidige beleid zijn de prioriteiten die gesteld worden. Ik kan begrijpen dat men een zaal sluit, maar het stoort me wel dat mentale gezondheid lager ingeschat wordt dan economische belangen. Dit is symptomatisch voor een gebrek aan visie én typisch voor een beleid dat in de eerste plaats economisch is. In de strijd tegen een pandemie verwacht ik vooral een welafgewogen reactie op alle vlakken. Uiteraard is het niet aan ons om die afweging te maken – daarvoor zijn er specialisten – maar het gebrek aan waardering vanuit de politieke wereld voor de inspanningen van de culturele sector doet wel pijn. We voelen ons niet gewaardeerd!
Hoe hebben jullie de voorstelling opgevat?
FM: Ons uitgangspunt voor de dramaturgie en de scenografie was het volgende: acteurs en zangers komen auditie doen voor een rol in het theater. Het werk spreekt duidelijk over wat de artiesten op dit moment doormaken, namelijk dat hun lot in de handen ligt van drie theaterdirecteurs, of een financier, of wie dan ook die invloed of macht heeft. Het gaat over de noden van mensen die werk zoeken en zichzelf komen aanprijzen en verkopen. In zekere mate gaat het ook over een soort prostitutie van de ziel en van de geest…
MDC: Ondanks het uitgebreide orkest, de zang en de dans, wordt het geen grootse productie maar veeleer een semiscenische voorstelling. Het is vooral een aaneenschakeling van korte taferelen: iedereen komt de directeur overtuigen van wat hij mag of moet spelen, of wat hij of zij belangrijk vindt. Op het einde wordt er dan beslist wat er zal gebeuren: kies je voor een losse of een vaste theatertroep, hoe organiseer je theater, hoe produceer je? En komisch genoeg zijn ook die vragen – los van COVID-19 heel actueel!
En hoe hebben jullie als drie ‘Schauspieldirektoren’ onderling de taken verdeeld?
PDC: Ik ben geen regisseur, Michael en Fabrice wel. Ik zie mezelf daarom enkel als initiatiefnemer, als organisator, maar heb verder geen taken! (lacht)
MDC Toch wel! Peter heeft het concept bedacht. Hij heeft zich, samen met Alain Altinoglu, gebogen over het oeuvre van Mozart en wat we daaruit extra konden nemen. Dat is dus een verregaande verantwoordelijkheid wat het operagedeelte betreft. Ik heb mij hoofdzakelijk beziggehouden met de bewerking en aanpassing van de tekst, en ook wel met de acteursregie, maar dat doe ik samen met Fabrice.
FM: Ik heb me specifiek toegelegd op het scenische aspect, op de dramaturgie, maar ook op de manier waarop dit naar het toneel gebracht kan worden. We weten goed dat we nu in omstandigheden werken die niet alles toelaten en dat het niet allemaal loopt zoals we het zouden willen. We wilden ook echt uit die dichotomie tussen theater en muziek ontsnappen.
PDC: Laat me in dit kader toch nog even verwijzen naar de superorganische manier waarop we niet alleen als directeurs aan deze Schauspieldirektor samenwerken, maar elkaar ook met onze respectieve cultuurhuizen in Brussel binnen het kader van de Troika vinden! Dit is ongelooflijk belangrijk binnen een seizoen dat anders veel armer zou zijn.
FM: Peter heeft inderdaad het idee gehad om ons samen te brengen rond dit stuk, maar we zitten voor Troika al eens per week samen en discussiëren over de cultuurpolitiek. Vanuit die brede optiek is deze productie ook gegroeid, met tal van acteurs die de verschillende talen van het land spreken, en ook met de zangers, die hun eigen – muzikale – taal hebben. Maar dit verklaart ongetwijfeld ook onze organische samenwerking.