Contre-contes
Małgorzata Szczęśniak over haar esthetische universum
- Leestijd
- 6 min.
Al meer dan dertig jaar werkt Małgorzata Szczęśniak in trouwe symbiose samen met Krzysztof Warlikowski. Het vaste Muntpubliek herkent de signatuur van de scenografe meteen in de glinsterende decors van Lulu of de hedendaagse haute couture uit Don Giovanni. Voor u tijdens Les Contes d’Hoffmann opnieuw in haar creatieve universum duikt, vroegen wij naar haar inspiratie en werkproces voor deze opéra fantastique. “Wat ik als artiest probeer te doen is vechten voor de waarde van esthetiek”
Voor de zevende keer staan jij en Krzysztof al samen in de Munt. Kan je uitleggen hoe jullie voor een voorstelling samen een theatraal universum opbouwen?
Het eerste wat we altijd doen is luisteren naar de muziek. Vervolgens lezen we de tekst. En that’s it. In een eerste fase toch. Meteen daarna beginnen Krzysztof, ikzelf, maar eigenlijk ook het hele artistieke team beelden te verzamelen voor ons moodboard. Visuals die zo concreet en zo reëel mogelijk zijn, en die we uitdrukkelijk gebruiken als “ruwe grondstof”. Een concreet beeld kan je nadien nog transformeren en naar je hand zetten, maar als bronmateriaal laat je er best nog niet je eigen creatieve verbeelding op los
We zijn in die speurtocht naar beelden steeds op zoek naar drie elementen: in de eerste plaats naar treffende situaties. Dat vraagt een heel andere manier van kijken naar films of foto’s. Ik kan dan een documentaire opzetten en plots valt me een beweging of een interactie tussen twee personen op, die me relevant lijkt voor een bepaalde voorstelling. Dat valt allemaal onder die noemer ‘situaties’.
Het tweede element waar we naar op zoek gaan, zijn esthetische elementen: kleuren, materialen, kostuums, kapsels, zelfs make-up. Daar draait het allemaal om het zuiver visuele. “Ziet iets er goed uit, en kunnen we dat gebruiken?”
Ten slotte bestaat er ook zoiets als de algemene sfeer. Die puur ik meestal uit de cinema. Krzysztof en ik kijken echt ongelofelijk veel films, die ons allemaal in meer of mindere mate inspireren.
Je hebt het over transformeren van beelden, wat bedoel je daar dan precies mee?
Wel, na die speurtocht naar concrete beelden eindigen we met een immense databank aan inspiratiemateriaal. Op dat moment is het creatieve proces nog steeds erg open. Het zijn allemaal losse elementen die je naar hartenlust kan samenvoegen en combineren in een groter geheel. Een beetje als een mozaïek. Dat gebeurt dan effectief als we na maanden werk terugkomen bij de tekst en de muziek. We nemen de partituur en het libretto erbij en beginnen aan de analyse. Bijna woord voor woord. En al het materiaal dat we in de voorbije maanden verzameld hebben, verwerken we in een storyboard, een scenario. Dat is het meest creatieve en ook het meest fascinerende moment van het proces. Met die honderden, duizenden abstracte, absurde beelden bepaal je de creatieve richting van de voorstelling, geef je betekenis aan je verhaal. Dat doen we drie keer opnieuw: om af te bakenen, te verfijnen, te verhelderen… Pas als we op die manier het skelet voor de productie gebouwd hebben, beginnen Krzysztof en ik afzonderlijk te werken. Ik aan de concrete scenografie en de kostuums, Krzysztof aan de dramaturgie. Of mijn decor dan rood of blauw is, of de acteurs broeken of rokken dragen, dat zijn in het grote geheel details die ik zelf uitmaak. Vanaf dan is elk verantwoordelijk voor zijn deel.
In dat kader mag je dus nog spelen?
Altijd. Zelfs op het moment van de eerste kostuumrepetities nog. Maar het skelet is ongenaakbaar.
Hoe uit dat hele proces zich dan specifiek in Les Contes d’Hoffmann?
Het was een moeilijke oefening, omdat je met dit werk eigenlijk alles mag doen. De drie centrale bedrijven zijn verhaaltjes, contes. We wilden er daaraan net een soort tegengewicht geven: er contre-contes van maken. Het blijft het verhaal van Hoffmann: een zelfdestructieve alcoholicus. Maar dat verhaal hebben we in een heden geplaatst. Hoffmann is de regisseur van een film en alle personages groeien voort uit die setting. Ik zeg wel “alle personages”, maar in mijn ogen is er maar een: zij. Stella, Olympia,… het is allemaal één en dezelfde vrouw, en de betekenis van die transformatie van de vrouwelijke personages in het hoofd van Hoffmann is de belangrijkste vraag die we ons tijdens de productie stellen. De toeschouwer meevoeren naar een of ander fictief, geromantiseerd Venetië, een wereld van gondels en courtisanes, dat is voor mij te cheap. Dat betekent niet dat we het fabelachtige helemaal achterwege laten. Dat aspect zit nog steeds in de productie, zij het als video’s.
Je lijkt daarmee te willen zeggen: Hollywood maakt de contes van vandaag.
Ja zo is het! Het leek ons ook gewoon de logische keuze voor de structuur om een deel van het verhaal in een videoluik te vertellen. We creëren zo een enorme mengvorm tussen verschillende media, waardoor je een rijke lezing krijgt.
Komen Krzysztof en jij na al die jaren nog wel met verschillende beelden op de proppen? Waar begint en eindigt de artistieke samenvloeiing?
Dat is een moeilijke vraag. We werken al samen van toen we samen op school zaten, dus al bijna dertig jaar. Onze verbeelding, onze visualisatie is dus eng verbonden. Dat gebeurt onvermijdelijk als je al die tijd samen leeft, samen werkt. Bijna alles wat we lezen en kijken is hetzelfde. En toch is ons universum niet identiek. Vooral esthetisch dragen we elk een heel andere bagage met ons mee. Krzysztof is geen gigantische fan van hedendaagse beeldende kunst. Ik moet hem binnenloodsen in die wereld, hem tonen wat er interessant is. Doordat onze beide achtergronden zich mengen, krijg je een gelaagdheid. Het is eenzelfde concept dat verrijkt wordt, telkens weer, door onze individuele ervaringen.
Als scenografe werk je voornamelijk nauw samen met onze kostuum- en decorateliers. Slagen ze erin jouw creatieve visie werkelijkheid te maken?
Er zijn operahuizen waar ik net door de werknemers in de ateliers zo graag terug kom. De Munt is zo’n huis. We zijn hier door de renovatieperiode jammer genoeg een hele tijd niet geweest en ik heb de samenwerking echt gemist. Het decor voor Hoffmann is niet noodzakelijk moeilijk, maar er zijn heel veel details die je echt tot in de puntjes moet afwerken. Dat doen de mensen in de Ateliers fantastisch. Ik ben zeer tevreden.
Typisch voor jouw decors en kostuums is hun glamourgehalte...
Natuurlijk, omdat ik het geweldig vind zoiets te kunnen maken!
Mag ik in die overdadige luxe een kritiek op de pronkzucht van de happy few lezen?
Helemaal niet. Krzysztofs personages zijn altijd erg dramatisch, hebben veel diepgang. Dan is het voor mij belangrijk om daar visueel dat elegante, dat overvloedige aspect aan toe te voegen. Als mensen naar de opera komen verwachten ze dat ook. Ze willen naar iets komen kijken dat aantrekkelijker is dan de alledaagse grijsheid. In onze huidige maatschappij heeft de massaproductie geleid tot een complete devaluatie van de objecten die ons omringen. Esthetica is een uitgehold begrip geworden. Wat ik als artiest net probeer te doen is vechten voor de waarde van esthetiek. Bij mijn werk ligt die waarde in een vorm van minimalisme. Ik gebruik dan wel rijkelijke materialen, maar niet overvloedig. Zo komen ze pas ten volle tot hun recht. Bovendien moet mijn decor overeenstemmen met de dramaturgische betekenis van de productie. Ik zal nooit beweren dat mijn esthetische keuzes de beste zijn, of de enige juiste. Maar als ik vanuit weloverwogen redeneringen een bepaalde esthetische keuze maak, iets schitterend aflever voor de toeschouwers, dan verwacht ik wel respect van het publiek. Niet alleen voor mijn creaties, maar ook voor de vele dagen vakwerk van de verschillende ateliers.