Muziek om te troosten
Marie-Nicole Lemieux
- Leestijd
- 8 min.
Als we Marie-Nicole Lemieux bellen, zit ze in de auto op weg naar een volgend concert. De bulderlach van de meest genereuze contralto galmt geregeld door de telefoon. Ze is op weg naar een geënsceneerde Baudelaire-avond waarmee ze in Québec op tournee is. Ook daar zit Daniel Blumenthal trouw aan de piano, zoals bij haar komende recital in de Munt. Steeds navigeren tussen uiteenlopende projecten is het lot van een sterzangeres. Als ze midden november Brussel aandoet, is dat vlak na de dernière van Madama Butterfly in het Parijse Théâtre des Champs-Elysées.
Marie-Nicole Lemieux: “Dat heen en weer wandelen tussen opera, recital of solo’s met orkest, is eigen aan de stiel. Het is steeds heerlijk om tussendoor recitals te zingen. Alleen al omdat ik, en niet een dirigent, de baas ben (bulderlach). In een operaproductie voel ik me als een koorddanser die heen en weer geslingerd wordt tussen de wensen van regisseur, dirigent en alle anderen op scène. Het recital is telkens een terugkeer naar de essentie.”
In de nasleep van de Koningin Elisabethwedstrijd waar ze in 2000 als winnares uit de bus kwam, kwam ze vaak naar Brussel terug voor recitals. Is het makkelijk om het aandeel opera en concerten goed uit te balanceren in haar agenda? “Een paar jaar geleden was ik triest omdat de recitals in de verdrukking kwamen door de opera-engagementen die elkaar maar bleven opvolgen. Sinds een vijftal jaar slaag ik er beter in om mijn tijdsschema zelf te bepalen en vaker liederavonden in te plannen. Ik geniet elke keer enorm van zo’n recitalavond. Een opera, dat is voor mij zoals het lezen van een lange roman met veel verwikkelingen. Daarnaast zijn die liederen kortverhalen, of beter micro-verhalen. En met dit programma zijn we niet veraf van een poëtische vertelavond.”
Ik hoop het publiek mee te nemen op een reis waar Goethe en Baudelaire elkaar ergens tegenkomen
Haar recital in Brussel is er een in twee delen: eerst een portret van Goethe en na de pauze een van Baudelaire. Telkens met een resem componisten die hun gedichten gretig op muziek zetten. “De lijst met liederen op tekst van die twee superhelden van de negentiende-eeuwse poëzie is oneindig langer. Het is onmogelijk om dat op een avond te presenteren. Bij de keuze heb ik me laten leiden door persoonlijke coup de coeurs. Ik ben het type muzikant dat graag onbekende oorden opzoekt. Daarom zitten in deze bloemlezing ook twee liederen van Fanny Mendelssohn. Alles wat ik al van haar zong is me erg dierbaar. Ook de liederen van Beethoven zijn weinig gekend.” Nog een onbekende parel is La mort des amants van Gustave Charpentier. Marie-Nicole laat meteen “Depuis le jour où je me suis donnée” door de telefoon schallen: “Ken je dit? Uit Louise, de grote sopraanaria van zijn succesopera. Gustave Charpentier was een pittige man, een wagneriaan ook. Het lied dat ik zing is een getuige van zijn onstuimige natuur.”
Onbekende oorden, dat vormt de rode draad van dit recital. Het opent met Kennst du das Land van Robert Schumann, een vraag die de titel van de avond zou kunnen zijn. “Elk lied is een pareltje op zich maar ik heb gezocht naar een lange boog die de hele avond overspant. Ik ziet het niet als twee aparte portretten van dichters. Ik hoop het publiek mee te nemen op een reis waar Goethe en Baudelaire elkaar ergens tegenkomen. De vraag van Goethe of we het exotische land kennen waar citroenen groeien, echoot verder in de andere liederen. Goethe onderneemt een zoektocht naar de oorsprong: de idyllische plek waar het vroeger beter was. Het tweede deel, met de teksten van Baudelaire, is een spiegel van dat thema. Ook daar is het steeds een ontdekkingsreis naar een verloren paradijs. In L’Albatros gaat het over het gevoel dat we in het hier en nu niet op ons gemak zijn. Het laatste lied van de avond, La Vie antérieure, is een lange ode aan het betere leven. Of eerder: het koesteren van een verbloemde herinnering aan dat imaginaire leven. In zijn geheel is het een intense rit, dit recital, zowel voor mij als de concertganger die zich laat meevoeren door de teksten.”
En de componisten, zijn die gedreven door eerbied voor de dichters? Of halen zij uit hun poëzie enkel wat hen muzikaal goed uitkomt? Waar Robert Schumann en Hugo Wolf muzikaal uitkomen met dezelfde tekst, heeft weinig met elkaar te maken. “Ik zing twee versies van Kennst du das Land en het lijkt erop dat die twee componisten de tekst gebruiken om hun eigen temperament te dienen. Wat bij Schumann nog klinkt als nostalgie, wordt bij Wolf pure tragiek. Hetzelfde zou je kunnen illustreren met Verlaines Clair de Lune en hoe anders Fauré en Debussy diezelfde tekst inkleuren. Poëzie op muziek zetten, betekent dat je er beslag op legt. En uiteindelijk is het ook dat wat wij als uitvoerders doen: er nog eens een laag aan toevoegen. Terwijl we ons die muziek eigen maken, drukken we er een persoonlijke stempel op.”
Samen met Marie-Nicole Lemieux, staat een vaste muzikale partner op het podium, Daniel Blumenthal. Het is een pianist die bij concerten en opnames steeds van de partij is. “We kennen elkaar sinds de Elisabethwedstrijd. Ik kreeg hem toen toegewezen als begeleider. Alles was zo nieuw toen. Voor de wedstrijd in Brussel nam ik voor de eerste keer het vliegtuig. Als ik bedenk dat Daniel en ik volgend jaar kunnen vieren dat we al twintig jaar samen musiceren, dat is echt een zotte gedachte!”
Ik zie het als een verplichting dat het publiek me meteen begrijpt
Hoe ziet Marie-Nicole Lemieux de rol van een ideale pianist: een zuiver muzikale samenwerking of ook een pianist die coacht en stemadvies geeft? “In het geval van Daniel Blumenthal is het een puur muzikaal verhaal. Daniel en ik repeteren eerst ieder onze partij elk apart. Als we elkaar zien, zijn alle technische kwesties opgelost en dan maken we samen muziek. Het is het verhaal van twee gelijke partners, op en top kamermuziek. Daarnaast heb ik een zangcoach, dezelfde pianist sinds 1997. Bij haar doe ik aan stemtraining. We overlopen keuzes voor rollen en testen repertoire uit in functie van de evolutie van mijn stem.”
Marie-Nicole Lemieux rijgt in de opera rollen aan elkaar van Monteverdi tot Puccini. Haar recente cd Mer(s) brengt orkestwerk met de zee in de hoofdrol: weelderige muziek van Elgar en Chausson. Het lijkt alsof haar repertoire eindeloos uitdijt. Heeft het te maken met haar muzikale nieuwsgierigheid?
“Het komt vooral door mijn zeldzaam stemtype. Als contralto word je vanzelf gevraagd in divers repertoire. Er is ook mijn karakter: ik hou van de gymnastiek om steeds weer andere muziekstijlen af te wisselen. Soms is het confronterend: na een romantische opera opnieuw in de virtuoze trekjes van Handel duiken, dat valt niet altijd mee! Als sopraan is er meer repertoire en dus ga je specialiseren: iemand die Turandot zingt zal je de volgende maand zelden in barokmuziek horen. Toen ik jonger was ben ik wel triest geweest omdat ik geen sopraan was. Zo’n grote rol als Violetta in La traviata, dat leek me heerlijk om te doen. Maar intussen ben ik heel tevreden met het kadootje van de natuur. Op lange termijn zorgt die lage stem voor een uiterst gevarieerde carrière.”
Ze heeft wellicht al gelezen wat anderen van haar stem vinden. Maar kan een zangeres ook haar eigen stem beschrijven? “Het is moeilijk om je stem, deel van je lichaam, te beoordelen. Door de laagste heb ik een donkere en stevige stem, waar ik toch zoveel mogelijk zonnige kleuren probeer in te brengen. Maar ik ben steeds op zoek naar een egale stem zoals een instrument, die zo naturel mogelijk klinkt. Ik probeer ook bij te kleuren om beter te mengen met de anderen. Ik doe mijn uiterste best om elke taal het beste te dienen. In het Frans betekent dat dat ik veel licht in de stem probeert toe te laten, met veel aandacht voor klinkers. Ik zie het als een verplichting dat het publiek me meteen begrijpt. Duits en Frans staan het dichts bij mij. Met Italiaans had ik het aanvankelijk moeilijker. Vaak word ik geassocieerd met extraverte muziek, in feestelijke of dramatische stemming. Zelf zie ik dat anders: het liefst van al zing ik muziek die troost kan bieden.