Meet the Macbeths
In gesprek met Georg Nigl & Magdalena Kožená
- Leestijd
- 10 min.
Maar weinig theaterkoppels zo iconisch als de Macbeths. In de laatste rechte lijn naar de wereldpremière van Pascal Dusapins nieuwe opera Macbeth Underworld, gebaseerd op de Shakespearetragedie, konden wij aanschuiven bij onze Lord en Lady Macbeth: Georg Nigl en Magdalena Kožená.
Een zoveelste drukke repetitiedag. Hoe voelen jullie je nu?
Georg Nigl: Ik ben bekaf. Bij een wereldcreatie waag je altijd een sprong in het diepe, en dat vergt een enorme concentratie. Zopas hebben we voor het eerst gerepeteerd met het orkest erbij. Dat vraagt weer een hele aanpassing, want je bent eigenlijk al weken aan het oefenen met een piano. Het verschil is immens.
Magdalena Kožená: Net daarom zou ik graag nog meer willen repeteren, ondanks het feit dat we helemaal op zijn na zo’n drukke dag. Bij een repertoirewerk kan je na een repetitie nog naar duizenden opnames luisteren om je voor te bereiden, die luxe heb je bij een wereldcreatie niet.
GN: Klopt, bij een productie als Don Giovanni moet je vooral opletten dat je je niet teveel laat beïnvloeden door de muziekgeschiedenis. Hier zijn we al maanden aan het werken om een abstract idee in werkelijkheid om te zetten.
Je schrijft met een wereldcreatie ook in zekere zin geschiedenis. Zijn jullie daarmee bezig, dat jullie de Wikipediapagina’s van de toekomst zullen sieren?
GN: Niet echt neen. Dat ik graag aan hedendaagse muziek werk, komt door mijn ervaringen als jonge twintiger in Wenen. Daar heb je allemaal huizen met gedenkplaten: “Hier woonde Beethoven”, “Hier schreef Mozart Die Entführung aus dem Serail”, “Hier leefde Franz Schubert”. En ik dacht toen “wat moet het geweldig zijn om die meesters te ontmoeten.” Dus dan heb ik voor mezelf besloten om met hun hedendaagse evenknieën samen te werken. Ik vind het vooral belangrijk dat de muziek voortleeft en evolueert. Daar ben ik wel trots op, niet dat ik op Wikipedia sta (lacht).
Jullie zitten nu in een rechte lijn naar de première. Hoe voelt het om de laatste puzzelstukjes op z’n plaats te zien vallen.
GN: Ik moet steeds heel diep gaan om een nieuwe rol in te studeren. Tot er een punt komt waarop de rol mij niet meer bespeelt, maar ik de rol. Dus nu start voor mij het leuke deel. Gewoon rustig blijven, genoeg rusten. Het is wachten tot we het kind ter wereld mogen brengen.
MK: Goh, ik ontdek nu toch nog elke keer nieuwe dingen. Pascal (Dusapin, nvdr.) had een uitgesproken visie over zijn Lady Macbeth. Vrouwelijker en zachtaardiger dan ze gewoonlijk geportretteerd wordt. We leggen daar nu nog steeds andere accenten, dat is deel van het creatieve proces. Kleine aanpassinkjes doen en zoeken naar wat werkt.
Nochtans zijn de personages wel echt met jullie indachtig geschreven.
MK: Ja, en dat is enerzijds een ongelofelijke verantwoordelijkheid, maar ook enorm verfrissend. Ik ben soms jaloers op popzangeressen omdat iedereen nummers voor hén schrijft. Terwijl wij het moeten doen met stukken die al jaren of eeuwen oud zijn en al ettelijke keren uitgevoerd zijn. Nu ben ik eindelijk eens de eerste. Maar na ons zullen er opnieuw andere zangers komen die deze opera uitvoeren.
GN: Ik haat ze nu al (lacht)! Nu is het wel zo dat iedereen die Macbeth Underworld na ons zingt, want ik ben ervan overtuigd dat deze opera een repertoirestuk zal worden, voor een uitdaging staat. Omdat ze niet onze stemmen hebben. Iedere stem is uniek en Pascal heeft heel specifiek voor ons geschreven.
Waarom kiest Dusapin precies voor jullie?
GN: Voor mij was het makkelijk: Pascal en ik werken al vijftien jaar samen, dus hij liet me al heel snel weten dat hij met een project rond Macbeth bezig was.
Chemie kan je niet faken. Daarom is Magdalena een van de beste tegenspeelsters die ik ooit gehad heb.
Georg Nigl
MK: Ik heb vooral ervaring in barokmuziek, en Pascal had echt een barokklank voor ogen. Niet dat ik nooit hedendaagse programma’s heb, integendeel. Toen ik nog in een jeugdkoor zong, specialiseerden we ons in hedendaagse Tsjechische muziek, en ik zing ook wel eens Sequenza van Berio. Maar in de opera is het allemaal nieuw voor me, dus wou ik het wel eens proberen. Ook omdat het de droom is van elke zangeres, of beter nog elke actrice, om ooit Lady Macbeth te spelen.
GN: Ik vind het echt een van de boeiendste teksten om mee te werken. Uitdagend, natuurlijk, maar Macbeth is ook zo’n boeiend figuur om te spelen.
Hoe werk je die personages en hun relatie op het podium dan nog verder uit?
GN: She’s the peach and I’m the bitch (iedereen lacht). Neen, we spelen vooral de liefde tussen die twee uit. Als je Macbeth leest, merk je tussen het politieke spel en de moorden wel de liefde die het koppel voor elkaar voelt, of toch zeker gevoeld heeft. En dan is het belangrijk om een goede tegenspeelster te hebben. Natuurlijk zijn we professionals, maar chemie kan je niet faken. Daarom is Magdalena een van de beste tegenspeelsters die ik ooit gehad heb.
Ik vind dat je dat ook merkt in eerdere versies van Macbeth. Het tilt een productie naar nieuwe hoogtes als de klik tussen de Macbeths goed zit.
GN: Ja klopt, je hebt dat echt nodig. Bij ons kwam dat zo ongelofelijk vlot. De repetities zijn moordend, maar we amuseren ons er wel rot. Ik denk dat we ook allebei erg goed beseffen hoe een fenomenaal werk dit is. Dat stuwt ons dan weer vooruit. En ook Thomas (Jolly, nvdr.) is tot in de puntjes voorbereid.
MK: En erg rustig. Dat ben ik niet gewoon van een regisseur.
En de muziek van Dusapin?
GN: Hij schrijft z’n muziek alsof hij zelf ook uitvoerder is. Dat is een manier van werken die we niet echt gewoon zijn. Dan wordt het onze taak om in zijn hoofd te kruipen en te begrijpen wat hij zelf hoort op het moment dat hij componeert. Qua invloed zou ik zeggen dat hij schippert tussen de barok en Wagner.
MK: Ja inderdaad. Hij speelt veel met ritme, wil niet dat zijn muziek te verticaal is. Dat zie je erg veel in barokrecitatieven maar ook in jazz bijvoorbeeld.
GN: Het voelt bijna zo vrij als gesproken tekst.
MK: Ja, exact.
GN: In zijn partituur zit zowat elk type zang dat we uit de voorbije vijfhonderd jaar muziekgeschiedenis kennen: gesproken tekst, sprechgesang, arioso, aria. Dat bedoel ik met “schipperen tussen barok en Wagner.” Voor hem is de stem ook geen instrumentlijn als een andere. De stem komt eerst bij Dusapin, want die draagt het verhaal. Dat is iets wat we in de tweede helft van de twintigste eeuw verloren zijn.
MK: Hij heeft gewoon ook een enorme voorliefde voor theater. Dat is niet bij elke componist het geval. Vaak zijn ze te gefocust op de instrumentatie en draait het allemaal om de muziek. Bij Dusapin niet. Hij heeft alle films gezien, enorm veel voorstellingen bekeken. Hij heeft me zelfs een stukje uit de film met Judi Dench getoond om mijn zanglijn op te baseren. Hij wil echt het theatrale eruit halen, en dat vind ik enorm boeiend.
De mise en scène voelt ook erg theatraal aan. Maakt dat het voor jullie als zangers niet moeilijker?
GN: Heb je mijn vorige werken hier gezien? Dan ken je het antwoord toch al (lacht)? Ik acteer graag, en ik denk Magdalena ook. Op dat vlak zijn we geen typische operazangers.
MK: Inderdaad. Heel technische stukken om mee uit te pakken, neem nu een Rossini, interesseren me niet zo erg.
Zo wordt het voor jullie wel intenser. Waar putten jullie de energie voor jullie zang- en acteerprestatie?
MK: Je moet je conditie trainen. Niet alleen fysiek maar ook mentaal. Ik doe wel wat yoga om fit te blijven.
GN: It’s part of the job. Vroeger durfde ik al wel eens gaan feesten tot de vroege uurtjes en rechtstreeks naar het theater komen, dat doe ik niet meer. We weten ondertussen wel waar we op moeten letten: ik loop weg van mensen met een verkoudheid, ik drink niet te veel. Ik leef bijna als een monnik, Magdalena daarentegen (grinnikt).
MK: Die luxe heb ik niet als moeder van drie kinderen. Mijn jongste dochter is maar vijf jaar oud, die heeft me echt nog nodig. Dus ik moet mijn tijd verdelen. Het is echt zoeken naar een evenwicht.
GN: Ik heb een deal met mijn zoon. Ik heb hem uitgelegd dat ik nu niet thuis kan zijn, maar na deze productie heb ik twee weken alleen met hem. Daar kijk ik echt naar uit: hem naar school brengen, zijn eten klaarmaken,….
Ver van huis, maar toch ook weer niet: we mogen je ondertussen al een regular noemen in de Munt. Hoe voelt het om hier opnieuw te staan?
GN: ’s Ochtends is het altijd lastig. We repeteren hier op de zesde verdieping en jullie lift is zo traag, dus moet ik vroeger opstaan (lacht)
MK: Je moet de trap nemen, Georg
GN: Doe je dat echt? Helemaal naar boven?! Ik heb het één keer geprobeerd, und nie wieder.
MK: Het is toch een goeie work-out?
GN: Ja maar jij ligt op scène de hele tijd in bed. Dus het is maar fair dat je daarvoor wat moet bewegen… Maar eerlijk, het is altijd een beetje thuiskomen. Ik begin iedereen hier te kennen ondertussen. Als ik in de kantine ga eten, ken ik het personeel daar. Dat komt niet zo vaak voor in onze sector. Als gladiatoren worden we naar arena’s over de hele wereld gestuurd, maar de Munt wordt toch een soort van thuisbasis voor me. En wat een luxe, want voor mij spelen jullie echt in de Champions League. De belangrijkste voorstellingen die ik in mijn hele carrière gebracht heb, waren allemaal hier.
MK: Voor mij ligt dat wat anders, ik sta hier voor het eerst. Maar ik volg Georg volledig. Dat heeft denk ik veel te maken met jullie programmering. Twee wereldcreaties, welke intendant durft dat! Maar wat een geluk, we hebben huizen nodig die met hun tijd meegaan, niet alleen maar een zoveelste Carmen of La traviata. Ik was ook echt verbaasd dat we deze voorstelling acht keer spelen: “Gaan ze die echt verkocht krijgen?” dacht ik. Maar kijk, er is hier echt een publiek voor hedendaagse opera die tegelijk uitdagend en leerrijk is.