C’est ça aussi le récital, c’est la vie…
Nora Gubisch, Alain Altinoglu en hun eerste muzikale liefde
- Leestijd
- 6 min.
Lang voor hun blitzcarrière brachten ze als jonge studenten al samen recitals in de rusthuizen, homes en hospitalen van Parijs. Het was een leerschool voor het leven. Vandaag keren ze door hun drukke agenda’s niet vaak terug naar hun eerste muzikale liefde, maar voor het openingsrecital van de Munt maken ze graag een uitzondering.
Laten we met de deur in huis vallen: hoe komt een recitalprogramma eigenlijk tot stand?
Nora Gubisch: Een recital kan vorm krijgen op basis van liederen die ik al eerder (en met veel plezier) gezongen heb, maar het kunnen evengoed stukken zijn waar Alain al jarenlang op aandringt dat ik ze zing omdat hij vindt dat ze me op het lijf geschreven zijn. Dat was ooit het geval met bijvoorbeeld de Fêtes galantes van Claude Debussy. Ik heb er lang aan getwijfeld om ze in een recitalprogramma op te nemen, maar uiteindelijk heb ik ze heel graag gezongen.
Alain Altinoglu: Voor ons is de dramaturgie van een recital altijd al belangrijk geweest. Hoe kunnen we een programma samenstellen dat aantrekkelijk is voor het publiek? Welke werken kunnen resoneren met wat er dit seizoen nog op het concert- of operaprogramma staat? Aanvankelijk wilden we bijvoorbeeld aan Benjamin Attahir vragen om een nieuw werk voor ons te componeren. Maar hij werd zozeer in beslag genomen door de creatie van zijn opera Le Silence des ombres dat hij die opdracht niet kon aanvaarden. Nu dat droomscenario niet haalbaar is, kozen we voor een Duits-Spaans programma dat klassiekers van Brahms en Strauss linkt aan iets minder bekend repertoire van componisten als Manuel de Falla en Enrique Granados.
Alain kan makkelijker een soort "wetenschappelijke" afstand bewaren tot de muziek. Daardoor is de notie van vermaak bij hem paradoxaal ook groter.
Nora Gubisch
Nora, jouw ouders zijn musicologen. Gaan ze voor jou op zoek naar vergeten muziek?
NG: Ja, en aangezien mijn moeder afstamt van de familie van Ricardo Viñes, doorzoekt ze de familiearchieven om er de meest interessante werken uit op te diepen. Enkele daarvan staan nu dus ook op het programma. Mijn vader is dan weer een groot liefhebber van Schubert en zou niets liever hebben dan dat ik op elk recital Die Taubenpost uit Schwanengesang zing. Ik heb hem op een liedavond eens verrast door dit lied als bisnummer te brengen. Ook dat is het recital, een spiegel van het leven zelf... Hoe we als artiesten in het leven staan, hoe we ons verhouden tot onze ouders op leeftijd, hoe we veranderen eenmaal we zelf ouders worden – dat alles verandert de resonantie; een recital is iets organisch, geen kille Liederabend.
Voor de cd Folk Songs verzamelden jullie een hele familie rond jullie...
NG: … vanuit het eenvoudige idee om muziek te maken met de mensen die we graag zien. Eigenlijk is dat ook gewoon het uitgangspunt van ons als duo.
Hoe is dat duo ooit ontstaan?
AA: We ontmoetten elkaar aan het Conservatorium van Saint-Maur toen ik twaalf was en drie jaar later speelden we samen piano. Daarna trok Nora naar het Conservatorium van Parijs. Ik begeleidde haar voor het eerst in de ‘Habanera’ van Carmen en in Widmung, het eerste lied van de Myrthen van Robert Schumann. Zo maakte ik kennis met haar stem en ontstond ons duo.
En, als we indiscreet mogen zijn, ook jullie relatie?
AA: Nee, dat gebeurde later.
Het is dus de muzikale ontmoeting die de kiem legde voor het koppel?
AA: We zijn niet het eerste koppel dat elkaar gevonden heeft op de werkvloer. Als je een beetje pragmatisch wil zijn...
NG: Elk zijn manier om het te vertellen (lacht).
AA: Het is een boutade!
NG: We hielden van elkaar in de muziek, vroegen ons af of het alleen maar in de muziek was, en voilà…
AA: Dankzij Nora ontdekte ik de stem. Ik ontdekte dankzij haar ook de opera: door haar over de hele wereld te volgen, maakte ik als repetitor kennis met de job van operadirigent.
En hoe zat dat bij jou, Nora?
NG: Mijn technische bagage is best stevig. Ik was lid van de Maîtrise de Radio France, waar je heel wat hedendaagse muziek leert zingen (met de stemvork tegen het hoofd!), en bij Catherine Collard kreeg ik een opleiding als pianiste. Het zorgt ervoor dat ik bij de kleinste kleur- of harmonievariatie in de begeleiding zelf anders zal zingen. Alain waarschuwt me wanneer ik teveel op de veranderingen in mijn klankomgeving dreig te reageren en ik me meer aan mijn technische lijn moet houden.
Dankzij Nora
ontdekte ik de stem.
Alain Altinoglu
Beroepshalve de wereld doorkruisen met de Maîtrise maakte me al snel zeer veeleisend. Dat maakt het leven er niet altijd gemakkelijker op, omdat je de neiging hebt om de lat té hoog te leggen. Als liefhebber van de positieve wetenschappen kan Alain makkelijker een soort "wetenschappelijke" afstand bewaren tot de muziek, en daardoor is de notie van vermaak bij hem paradoxaal genoeg ook groter. Ik daarentegen probeer mezelf gerust te stellen met de gedachte dat ik tenminste geen openhartoperatie aan het ondergaan ben (lacht). Als ik afstand mis, is het Alain die me die bijbrengt.
In jullie recitals brengen jullie ook volksmuziek.
AA: Omwille van onze roots. Voor mij ligt dat eenvoudig; heel mijn familie komt uit Armenië. De achtergrond van Nora is meer gemengd.
NG: Net dat vond ik zo leuk toen ik kennismaakte met de familie van Alain. Toen we nog geen koppel waren en ik indertijd bij Alain thuis kwam om stevig te repeteren, haalde zijn vader telkens een partituur boven van een Armeense componist: "Nora, dit is voor jou." En dat deed me meteen denken aan de flamenco die ik zo vaak hoorde toen ik klein was, gespeeld door mijn grootvader. Hij was schilder van beroep en elke zondag speelde hij op zijn flamencogitaar. Al die verwantschappen tussen zuiderse muziek vind ik heerlijk.
Je hebt een sterke podiumprésence. Heb je de kans gehad om actrice te zijn?
NG: Ik heb in Le Roi David van Arthur Honegger ooit de kans gehad om een tekst te spreken. Het was fantastisch om dat melodrama te brengen, om een tekst op muziek te reciteren. Binnenkort trek ik naar Kopenhagen voor een uitvoering van Debussy's Le Martyre de Saint-Sébastien. Ook daarin ben ik de spreekstem.
AA: We zouden op een dag graag melodrama's op onze recitalprogramma's zetten. Helaas heeft de Franse muziek weinig stukken met de kwaliteit van Strauss' Enoch Arden of van de melodrama’s van Schumann. We hebben die van Massenet uitgetest, maar het resultaat was niet overtuigend. Het krachtigste wat Nora bracht, was het slot van de opera Thérèse van Massenet.
NG: Een moment waarop ik me compleet voelde: ik zong en het lied veranderde als vanzelf in door muziek begeleide woorden.
AA: Daarom push ik haar om Schoenbergs Pierrot lunaire te zingen. Dat werk zou haar als gegoten zitten, precies omdat het voor een actrice is geschreven. Wat Nora kan bijdragen, is het respect voor de exacte toonhoogte die in de partituur is genoteerd. Dat is aartsmoeilijk, maar Nora is perfect in staat om dat te doen. Als je te veel de nadruk legt op zingen, lukt het niet, en te veel reciteren werkt evenmin. We hebben het er vaak over gehad met Nora's vader, een van de grote Schoenbergspecialisten van Frankrijk. Je moet de juiste middenweg vinden en die is niet bij alle composities noodzakelijkerwijze dezelfde.
Vertaling door Koen Van Caekenberghe