De Munt was het decor van mijn jeugdArne Quinze
Wat is uw eerste herinnering aan de Munt?
Arne Quinze (conceptueel kunstenaar): Mijn band met de Munt gaat al terug tot de jaren tachtig, toen ik samen met enkele andere hiphoppers en breakdancers het beste van mezelf stond te geven op het Muntplein. Dat kolossale gebouw achter ons zag er toen al uit als een waar monument en ik weet dat ik me als 14-jarige al afvroeg wat daar in godsnaam allemaal gebeurde. De Munt was in zekere zin dus het decor van mijn jeugd.
Wat maakt de Munt zo bijzonder voor u?
De openheid en de aparte aanpak van het huis. Zonder twijfel. Ik heb me hier altijd heel erg thuis gevoeld omdat ook hier mensen wonen die niet bang zijn om risico’s te nemen. Er wordt gedurfd in de Munt. Dat vraagt lef, telkens heel scherp op de snede opereren, en dat triggert mij dan weer als kunstenaar.
Wanneer werd u voor het laatst tot tranen toe bewogen door een concert of een opera?
Tgoh, dat is al wel enkele jaren geleden, maar ik weet nog dat ik heel erg ontroerd was toen ik in Matsukaze de bijzonder fijne naalden door die kubus heen zag vallen. Dat was voor mij een ronduit poëtisch beeld van een onevenaarbare schoonheid. En dat ontroert mij dan. Maar muziek raakt mij eigenlijk altijd wel. Als ik aan het werken ben gebruik ik die muziek ook echt om in een bepaalde state of mind te komen. Moet ik meegesleurd worden in mijn kleurenpalet, zoek ik diepgang voor mijn schilderijen of ander werk, dan staat er altijd opera op. En vaak nog heel luid ook.
Hoe kijkt u als beeldend kunstenaar naar een operahuis zoals de Munt?
De Munt is voor mij als een tuin waar van alles in groeit. Dit huis herbergt tal van creatievelingen die elk op hun eigen terrein zaken creëren. Het is de symbiose van al die mensen die de Munt tot zo’n sterk geheel – of zo’n mooie tuin, zo je wil – maakt.
Hoe ziet u de rol van cultuur in onze maatschappij anno 2021?
Ik pleit er al heel lang voor om de cultuur niet alleen binnen maar ook buiten de muren van de cultuurhuizen te krijgen. De Munt – om dat voorbeeld dan toch maar te nemen – mag zich niet beperken tot de vier muren waarbinnen er opera wordt gemaakt, maar moet ook buiten die muren verder leven. Op de straten en de pleinen van Brussel, en liefst nog ver daarbuiten. En dat geldt ook voor andere culturele instellingen. Alleen zo zul je ook de overige 99 procent van de mensen in aanraking kunnen laten komen met de schoonheid van cultuur. Opera maak je niet enkel voor de operaliefhebbers, maar eigenlijk gewoon voor alle mensen die iets moois willen ervaren.
Is er een rol die u maar wat graag zou willen spelen?
Oh, ik zou zo graag fantastisch goed kunnen zingen. Ik bewonder al die zangers zo. Telkens wanneer ik zie wat voor een krachtige golf die over zo’n zaal heen laten rollen, ben ik op de mooist mogelijke manier jaloers. (mijmerend) Kon ik maar zingen… Ik ben al een gelukkig man, maar dan zou ik nog gelukkiger zijn.
Als u een opera voor de eeuwigheid zou kunnen bewaren, welke zou dat dan zijn en waarom?
Dat zal dan de opera zijn die wij morgen gaan creëren. Een opera waarin alle mogelijke ervaringen, geuren, kleuren en smaken samenkomen. In een grote melting pot. Dat lijkt me een fantastische opera die ik absoluut zou willen bewaren.
Dat klinkt alsof er een samenwerking tussen Arne Quinze en de Munt op til is…
Wij zijn al heel lang aan het samenwerken. Ik ben immers al jarenlang bevriend met heel wat mensen in de Munt en iedereen weet dat wanneer er vriendschap is, er heel veel mogelijk is. Zolang er vriendschap is, groeien de dingen en zijn de mogelijkheden eindeloos.